ECLI:NL:TGDKG:2014:177 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet758.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:177
Datum uitspraak: 16-09-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet758.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens voor zover het betreft beklaagde sub 1 en verklaart het verzet ongegrond. De voorzitter heeft de klacht echter ten onrechte niet mede gericht geacht tegen beklaagde sub 2. Ook een tegen deze beklaagde gerichte klacht is niet behandeld. De beslissing van de voorzitter wordt op dat punt vernietigd. De klacht voor wat betreft het late reageren op een door klager aan de gerechtsdeurwaarder verzonden brief wordt gegrond verklaard. Het had, de inhoud van die brief in aanmerking genomen en gezien het belang van klager bij de verstrekte informatie, op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om eerder op die brief van klager te reageren. Omdat dit is nagelaten, ziet de Kamer aanleiding tot het opleggen van de maatregel van berisping over te gaan.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 september 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 28 augustus 2012 met nummer 212.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 758.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

  1. [     [
  2. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden, hierna ook: de gerechtsdeurwaarders,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 3 september 2012 aan klager verzonden. Op 14 september 2012 is het tegen de beslissing van de voorzitter gerichte verzetschrift bij de Kamer ontvangen.

De behandeling van het verzet ter zitting is op verzoek van dan de ene en dan de andere partij enige malen aangehouden. Bij e-mail van 21 juli 2014 heeft klager de Kamer meegedeeld dat hij wegens het overlijden van zijn vader niet ter zitting aanwezig kan zijn.

Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 juli 2014. Van de behandeling ter zitting is het aan deze beslissing gehechte proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van deze beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter weergegeven feiten. Partijen verschillen van mening over de vraag of de dagvaarding om op         23 januari 2012 ter zitting van de kantonrechter te [     ] te verschijnen op 9 februari 2012 aan klager is betekend.

4. De inleidende klacht

De voorzitter heeft de klacht als volgt samengevat: Klager beklaagt zich erover dat de dagvaarding in onderhavige zaak nooit aan hem is betekend.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Klager heeft gerechtsdeurwaarders [     ] en [     ]aangewezen als beklaagden. Uit de stukken blijkt dat gerechtsdeurwaarder [     ]bij de door klager gewraakte handelingen is betrokken. Deze wordt daarom als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beschikking rekening gehouden.

4.2 Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel kan worden opgelegd.

4.3 De gerechtsdeurwaarder betwist uitdrukkelijk dat hij de dagvaarding niet aan klager heeft betekend. De gerechtsdeurwaarder stelt dat de dagvaarding op 9 januari 2012 aan het juiste adres in een envelop is betekend. Volgens de gerechtsdeurwaarder is hiervan op ambtseed een exploot opgemaakt en ondertekend. Nu de gerechtsdeurwaarder het standpunt van klager uitdrukkelijk betwist, kan door de Kamer niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft en kan tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet worden vastgesteld.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft klager tijdig gewezen op de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen het verstekvonnis. Klager had door middel van een dergelijk verzet kunnen reageren op de dagvaarding van 9 januari 2012 en kunnen voorkomen dat het verstekvonnis van 30 januari 2012 onherroepelijk zou worden. Klager heeft besloten om geen verzet in te stellen.’

6. De gronden van het verzet

De gronden van het verzet komen er – samengevat – op neer dat klager de Kamer verzoekt zijn klacht opnieuw te beoordelen. Klager heeft een verklaring overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat de dagvaarding op 9 februari 2012 niet aan hem is betekend. Voorts beklaagt hij zich erover dat de gerechtsdeurwaarder hem   pas bij brief van 20 maart 2012, welke hij heeft ontvangen op 22 maart 2012, heeft gewezen op de mogelijkheid tot het instellen van verzet tegen de beslissing van de kantonrechter.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Omdat klager niet expliciet om aanhouding heeft verzocht en de Kamer van oordeel is dat zij op grond van de thans voorliggende stukken voldoende is voorgelicht omtrent de gronden van het verzet, is besloten de mondelinge behandeling van het verzet niet opnieuw aan te houden.

7.2 De Kamer is van oordeel dat de voorzitter de klacht ten onrechte niet mede gericht geacht heeft tegen beklaagde sub 2. Deze heeft immers in het verweerschrift en ook in het verweerschrift op verzet expliciet vermeld dat de behandeling van het dossier onder zijn verantwoordelijkheid is geschied. Daarom heeft de Kamer ook hem aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing reeds rekening gehouden.

7.3 Allereerst merkt de Kamer op dat de door klager in verzet aangevoerde gronden ten aanzien van beklaagde sub 1 geen nieuw licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. De door klager ingezonden verklaring van zijn verzorgster acht de Kamer onvoldoende om te gelden als het vereiste sterke tegenbewijs tegen een authentieke akte als deze. Het verzet slaagt daarom ten aanzien van beklaagde sub 1 niet en zal ongegrond worden verklaard.

7.2 Dit is anders ten aanzien van beklaagde sub 2. De Kamer stelt vast dat klager zich in de aanvullende brief van 25 maart 2012, waarop is gereageerd bij aanvullend verweerschrift, reeds heeft beklaagd over de late reactie op zijn brief van 27 februari 2012. De voorzitter heeft verzuimd dit punt te behandelen. Zoals beklaagde sub 2  (hierna: de gerechtsdeurwaarder) in zijn reactie op het verzetschrift ook erkent, heeft de reactie op voormelde brief te lang op zich laten wachten. Reeds daarom is de klacht terecht voorgesteld.

7.3 Bij brief van dinsdag 20 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding van 9 januari 2012 en het verstekvonnis van 30 januari 2012 gevoegd. Voorts vermeldt hij in de brief dat de termijn om in verzet te gaan verloopt op de vrijdag daarna (23 maart 2012). Het had, de inhoud van de brief van klager van 27 februari 2012 in aanmerking genomen en gezien het belang van klager bij de verstrekte informatie, op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om eerder op de brief van klager van 27 februari 2012 te reageren en klager eerder te informeren over de mogelijkheid en de termijn waarbinnen verzet kon worden ingesteld. Omdat hij dit heeft nagelaten ziet de Kamer aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel.

7.4 Wat klager heeft aangevoerd ten aanzien van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders en het te vorderen bedrag komt niet voor bespreking in aanmerking omdat klager dit punt eerst in verzet heeft aangevoerd. Blijkens vaste jurisprudentie kunnen in verzet geen nieuwe gronden worden aangevoerd.

8.  Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ten aanzien van beklaagde sub 1 ongegrond;

-                     verklaart het verzet ten aanzien van beklaagde sub 2 gegrond;

-                     verklaart de klacht ten aanzien van beklaagde sub 2 gegrond;

-                     legt aan beklaagde sub 2 de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr E.C. Smits, voorzitter, mrs. M.S.F. Voskens en                   J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

16 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing  hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.