ECLI:NL:TGDKG:2014:172 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW896.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:172
Datum uitspraak: 16-09-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDW896.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het zonder overleg wijzigingen aanbrengen in een door klager opgestelde dagvaarding en ondanks een expliciet verzoek tot het uitbrengen van een herstelexploot - wederom zonder overleg - het eerste exploot van dagvaarding heeft ingetrokken en buiten effect heeft gesteld. Daardoor is dubbel griffierecht verschuldigd geworden. De Kamer acht beide klachten gegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft geen overleg gepleegd met de opdrachtgever over de wijze waarop een fout met een bij de rechtbank op de verkeerde plek aangebrachte dagvaarding moest worden hersteld, ondanks uitdrukkelijk verzoek tot het uitbrengen van een herstelexploot  is een nieuw exploot (onder intrekking en buiten effectstelling) uitgebracht. De opdrachtgever is daardoor geconfronteerd met dubbel griffierecht en extra werk. Beide gerechtsdeurwaarders wordt de maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 september 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 896.2013 ingesteld door:

[     ],

advocaat, gevestigd te [     ],

klager,

tegen:

[     ] en [      ] respectievelijk gerechtsdeurwaarder en toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder

te [     ],

hierna beklaagden sub 1 en 2.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 november 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden sub 1 en sub 2. Op 9 december 2013 is het verweer-schrift, met bijlagen, van beklaagde sub 1 ontvangen. Op 15 augustus 2014 is een reactie op de klacht van beklaagde sub 2 ontvangen.

De zaak is behandeld ter zitting van 22 juli 2014. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1. De feiten

-           Op 5 juli 2013 heeft klager de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding met bijlagen toegezonden met het verzoek die te betekenen. Het betrof een procedure na echtscheiding tot verdeling van een huwelijksgemeenschap.

-           (Medewerkers van) beklaagde sub 1 hebben zonder overleg met klager en in afwijking van het door klager aangeleverde concept in de dagvaarding vermeld dat de zaak zou dienen voor de kamer voor kantonzaken.

-           Klager heeft de dagvaarding vervolgens met een zogenoemd B-formulier aangebracht bij de civiele kamer van de rechtbank en bij e-mail van 24 juli 2013 de gerechtsdeurwaarder geattendeerd op de gemaakte fout en verzocht om een herstelexploot uit te brengen.

-           De civiele kamer van de rechtbank heeft de dagvaarding doorgezonden aan de kamer voor kantonzaken. De zaak is daar in behandeling genomen en daarvoor is griffierecht in rekening gebracht.

-           Naar aanleiding van het verzoek tot het uitbrengen van een herstelexploot heeft (een medewerker van) beklaagde sub 1 op 5 augustus 2013, wederom zonder overleg met klager, een exploot (onder intrekking en buiten effectstelling) opgesteld en laten uitbrengen, waarin de gedaagde (opnieuw) werd gedagvaard bij de civiele kamer van de rechtbank [     ] van 14 augustus 2013. Hiervoor is opnieuw griffierecht in rekening gebracht door de rechtbank.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd om het extra verschuldigde griffierecht te vergoeden.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder zonder overleg wijzigingen heeft aangebracht in de door hem opgestelde dagvaarding en ondanks zijn expliciete verzoek tot het uitbrengen van een herstelexploot - wederom zonder overleg - het eerste exploot van dagvaarding heeft ingetrokken en buiten effect heeft gesteld, waardoor dubbel griffierecht verschuldigd is geworden. Klager heeft om vergoeding van het griffierecht en van door hem verrichte extra werkzaamheden verzocht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder erkent dat een medewerker ten onrechte eigenmachtig de toevoegde tekst op het exploot heeft aangebracht en dat de zaak daardoor bij de verkeerde instantie is aangebracht. Hij is echter van mening dat hem niet kan worden verweten dat geen herstelexploot is uitgebracht omdat de opdracht daartoe volgens hem niet duidelijk was en omdat klager hem niet had gemeld dat de foutieve dagvaarding al bij de rechtbank was aangebracht. Hij stelt dat klager tijdig is gemeld dat de eerdere dagvaarding was ingetrokken en dat klager te verwijten valt dat hij toen niet heeft gemeld dat de foute dagvaarding toch was aangebracht. Gelet daarop is de  gerechtsdeurwaarder van mening dat hij niet behoeft op te draaien voor de extra kosten.

4. Beoordeling van de klacht

4.1   Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeur-waarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen.    Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van het bepaalde in voornoemd artikel. Weliswaar zijn de bestreden werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van beklaagde sub 1, doch de Kamer is van oordeel dat beklaagde sub 2 als toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder ook verantwoordelijk is voor de juistheid van de door hem uitgebrachte exploten. Hij had kunnen en moeten zien dat het exploot een zaak betrof die niet behoorde tot de competentie van de kamer voor kantonzaken van de rechtbank. Daarom is hij eveneens aangemerkt als beklaagde.

4.2   Vast staat dat ten onrechte op de dagvaarding is toegevoegd dat het een zaak voor de ‘kamer voor kantonzaken’ betrof en dat deze omissie niet is hersteld op de wijze als door de opdrachtgever (klager) voorgesteld. Dat sprake is van een foutieve (toevoeging op de) dagvaarding wordt door beklaagden erkend. Dit tuchtrechtelijk laakbaar handelen is beklaagde sub 2 aan te rekenen. Dit klachtonderdeel wordt dan ook jegens hem gegrond verklaard.

4.3   De Kamer is gelet op het navolgende van oordeel dat ook beklaagde sub 1.  (hierna: de gerechtsdeurwaarder) klachtwaardig heeft gehandeld nu een in eerste instantie gemaakte fout, te weten de hiervoor beschreven laakbare handeling, niet is hersteld op de door klager aangegeven wijze.

4.4   In klagers e-mail van 24 juli 2013 staat: ‘In goede orde ontving ik van u de betekende dagvaarding. Mij is gebleken dat u vermeld heeft ‘kamer voor kantonzaken’ terwijl dit een procedure betreft bij de rechtbank en uit dien hoofde verzoek ik u een herstelexploot uit te brengen.’

De Kamer ziet niet in dat deze opdracht onduidelijk is, zoals de gerechtsdeurwaarder aanvoert, noch waarom het feit dat in de e-mail niet vermeld is op welke wijze klager het herstelexploot uitgevoerd wenst te zien, ertoe heeft kunnen leiden dat de gerechtsdeurwaarder zonder enig overleg met klager voor een andere weg heeft gekozen. Uit bovenvermeld citaat blijkt dat klager heeft verzocht om herstel van de fout, in de vorm van een herstelexploot, en niet om het opnieuw dagvaarden (onder intrekking en buiten effectstelling van de eerdere dagvaarding) van gedaagde. Temeer nu bij het uitbrengen van de dagvaarding al een fout was gemaakt had het in de rede gelegen dat de gerechtsdeurwaarder bij twijfel over de door klager gewenste wijze van herstel met klager had afgestemd wat (precies) zijn bedoeling was. Door - tot tweemaal toe - eigenmachtig, zonder overleg, een opdracht van klager anders uit te voeren dan verzocht, heeft de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Dat klager de gerechtsdeurwaarder niet had gemeld dat de (foutieve) dagvaarding al bij de rechtbank was aangebracht, leidt niet tot een ander oordeel.

4.5   Indien, zoals door klager gevraagd, een herstelexploot was uitgebracht, dan had de kamer voor kantonzaken niet anders gekund dan de zaak terug te geleiden naar de kamer voor civiele zaken. In dat geval zou de zaak niet zijn aangemerkt als tweemaal aangebracht. Daarmee was voorkomen dat door beide kamers griffierecht in rekening werd gebracht en mogelijk was klager ook de tijd bespaard gebleven die nu besteed is aan het recht zetten van een en ander.

4.6   De Kamer is van oordeel dat beklaagde sub 1. voorts niet heeft gehandeld zoals het een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder betaamt, doordat hij vervolgens het als gevolg van voormelde gang van zaken extra in rekening gebrachte griffierecht niet voor zijn rekening heeft nemen. Gelet daarop wordt hem na te melden maatregel opgelegd.

4.7   Voor toewijzing van schadevergoeding zoals verzocht door klager biedt een tuchtprocedure geen plaats.

5.  Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht tegen beide beklaagden gegrond;

-                     legt aan beklaagde sub 1. de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mrs. M.S.F. Voskens en               J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

16 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.