ECLI:NL:TGDKG:2014:171 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW842.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:171
Datum uitspraak: 16-09-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDW842.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     De klacht betreft het ten onrechte executeren van het vonnis, een onheuse bejegening, het in rekening brengen van te hoge kosten en het op nihil stellen van de beslagvrije voet. Naar het oordeel van de Kamer hebben klagers hun stelling dat dat zij onheus zijn bejegend en dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte (of te hoge) kosten heeft berekend niet onderbouwd. De klacht dat de beslagvrije voet ten onrechte op nul is gezet, is gegrond. Omdat deze fout snel en adequaat is hersteld wordt geen maatregel opgelegd.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 september 2014 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 842 .2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klagers dan wel klaagster respectievelijk klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 22 en 30 oktober 2013, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde en een aan hem toegevoegde kandidaat-gerechtsdeurwaarder, hierna: de gerechtsdeurwaarder respectievelijk de kandidaat.

Op 1 november 2013 en  23 april 2014 is een verweerschrift respectievelijk nadere reactie, met bijlagen, van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Op 25 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de Kamer nog een nadere reactie per e-mail doen toekomen. Van de kandidaat is op 22 juli 2014 een reactie per e-mail ontvangen.

De zaak is behandeld ter zitting van 22 juli 2014. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt omdat partijen zoals door hen tevoren is gemeld niet ter zitting zijn verschenen.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klagers huren een woning van Stichting Wonen [     ]. Volgens het huurcontract dienen zij de huur bij vooruitbetaling voor de eerste van de betreffende maand te voldoen. Klagers betaalden de huur gedurende enkele jaren, echter niet vooraf, maar op of rond de 23e van de maand waarop de huur verschuldigd was.

-           De gerechtsdeurwaarder is door de verhuurder van klagers belast met de inning van een aldus ontstane huurachterstand van klagers. In dat kader  zijn sommaties verstuurd en zijn klagers op 14 februari 2014 gedagvaard om ter zitting van de kantonrechter te [     ] te verschijnen.

-           Bij  vonnis van 28 augustus 2013 zijn klagers onder meer veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 320,82, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 316,93 vanaf 14 februari 2013 tot de dag der algehele voldoening. 

-           Klagers hebben op 22 maart 2013 een bedrag van € 313,38 en op 23 maart 2013 een bedrag van € 3,55 overgemaakt naar de verhuurder.

-           Op 5 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klagers betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Klaagster heeft de dagvaarding ten overstaan van de gerechtsdeurwaarder verscheurd. De gerechtsdeurwaarder voelde zich ernstig bedreigd in de toen ontstane situatie.

-           Bij brief van 5 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder zich tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek uitsluitsel te geven over de uitleg van het vonnis.

-           In september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder informatie opgevraagd omtrent de inkomsten van klagers en op 15 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag onder de Belastingdienst gelegd, waarbij de beslagvrije voet op nul is gezet. Dit beslag is dezelfde dag overbetekend.

-           Klagers en (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder hebben vervolgens veelvuldig per e-mail met elkaar gecorrespondeerd.

-           Aan klagers is in verband met de bedreigingen tijdens de betekening van het vonnis, bij e-mail van 21 oktober 2013 een kantoorverbod opgelegd.

-           Bij brief van 8 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers gemeld over welke informatie hij beschikt met betrekking tot hun inkomsten en hen de op basis daarvan vastgestelde beslagvrije voet meegedeeld. Voorts is gevraagd of klaagster verdere inkomsten heeft.

-           Na informatie te hebben ingewonnen bij de KBvG over de te hanteren beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag onder de Belastingdienst (waaruit geen afdrachten zijn ontvangen) opgeheven.

2. De klacht

Klagers beklagen zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder en zijn kandidaat:

-          ten onrechte het vonnis trachten te executeren omdat daaraan reeds is voldaan;

-          hen onheus bejegenen;

-          te hoge kosten in rekening hebben gebracht en

-          ten onrechte de beslagvrije voet op nihil hebben gesteld.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1       De kandidaat heeft meegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder haar niet heeft geïnformeerd over de klacht, dat zij klager eenmaal heeft gesproken en dat zij verder geen bemoeienis heeft gehad met het dossier. Zij heeft verzocht om eerst gehoord te worden alvorens er een beslissing wordt genomen. De Kamer zal dit verzoek passeren omdat uit de stukken blijkt dat de kandidaat nauwelijks betrokken is geweest bij de zaak, terwijl de gerechtsdeurwaarder de bestreden handelingen heeft uitgevoerd en daarvoor ook de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen. Daarom is in de aanhef enkel de gerechtsdeurwaarder aangemerkt als beklaagde.

4.2       Allereerst merkt de Kamer op dat een oordeel over de tenuitvoerlegging van een vonnis niet aan de tuchtrechter maar aan de burgerlijke rechter is. Ten overvloede overweegt de Kamer nog het volgende. Gelet op de door klagers overgelegde betalingsbewijzen lijkt het erop dat in maart 2013 enkel de rente en de gebruikelijke (te late) huursom zijn betaald, waardoor klagers nog steeds een maand achterliepen in de betaling van de (immers bij vooruitbetaling verschuldigde) huur. Uit de overige door klagers ingezonden betaalbewijzen blijkt niet dat klagers nadien deze achterstand hebben ingelopen. Dit duidt erop dat de gerechtsdeurwaarder terecht stelt dat klagers het in voormeld vonnis van de kantonrechter genoemde bedrag nog verschuldigd zijn.

4.3       Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder klagers onheus heeft bejegend,  zoals door hen gesteld. Uit de door klagers ingezonden brieven blijkt dat klagers zich  niet correct hebben opgesteld naar de gerechtsdeurwaarder. Dat hij hen, gelet op de ontstane situatie, een kantoorverbod heeft opgelegd is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Omdat ook betwist wordt dat klagers onbeschoft te woord zijn gestaan en klagers hun standpunt op dat punt niet hebben onderbouwd, kan klachtwaardig handelen op dat punt niet worden vastgesteld.

4.4       De enkele niet nader onderbouwde stelling van klagers dat de gerechtsdeurwaarder kosten heeft berekend in strijd met de daarvoor geldende regelingen wordt door de gerechtsdeurwaarder betwist en blijkt ook niet, zodat ook op dit punt tuchtrechtelijk bezien geen verwijt kan worden gemaakt. Dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder buitengerechtelijke kosten in rekening wilde brengen en dat de kantonrechter dat niet juist achtte, kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

4.5       Wel staat vast dat de gerechtsdeurwaarder bij het beslag onder de Belastingdienst de beslagvrije voet op onjuiste gronden op nul heeft gesteld. Op dat punt zal de klacht dan ook gegrond worden verklaard. Omdat de gerechtsdeurwaarder deze fout snel en adequaat heeft hersteld ziet de Kamer af van het opleggen van een maatregel.

5.         Gelet op vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ongegrond ten aanzien van het onder de punten 4.2 tot en met 4.4 overwogene;

-                     verklaart de klacht gegrond ten aanzien van het onder punt 4.5 overwogene;

-                     ziet af van het opleggen van een maatregel

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mrs. M.S.F. Voskens en                J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

16 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.