ECLI:NL:TGDKG:2014:170 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDwverzet1039.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:170
Datum uitspraak: 30-09-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDwverzet1039.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer vernietigt de beslissing van de voorzitter. De klacht betreft het nalaten na te gaan of er een betaling was ontvangen alvorens tot het leggen van het beslag over te gaan. De klacht betreft daarnaast het niet onverwijld opheffen van het beslag. De Kamer is van oordeel dat de gevolgen van het niet vermelden van een juist betalingskenmerk in beginsel voor risico van de debiteur komen. In dit geval heeft het echter veel te lang geduurd voordat de gerechtsdeurwaarder de betaling had getraceerd. Ook valt het de gerechtsdeurwaarder te verwijten dat medewerkers een onjuist standpunt hebben ingenomen en het beslag niet onverwijld is opgeheven. De klachten wordt gegrond verklaard en de maatregel van berisping wordt opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 september 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 19 november 2013 met nummer 480.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 1039.2013 ingesteld door:

[     ],

gevestigd en kantoorhoudende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 21 november 2014 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen per e-mail op 5 december 2013, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 juli 2014 in aanwezigheid van [     ] namens klaagster, haar gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 2 september 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij brieven van 28 november 2012, 31 december 2012 en 8 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder namens een opdrachtgever klaagster tot betaling gesommeerd en haar uitdrukkelijk medegedeeld dat bij betaling zijn  dossiernummer vermeld moest worden.

-           Op 6 maart 2013 is een verstekvonnis ten laste van klaagster gewezen.

-           Op 25 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het verstekvonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 5 april 2013 heeft klaagster het verschuldigde aan de gerechtsdeurwaarder voldaan zonder daarbij het betreffende dossiernummer te vermelden.

-           Op 16 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster bankbeslag gelegd.

-           Nadien hebben de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd over het bankbeslag en de  betaling.

-           Bij brief van 14 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat het bankbeslag zou worden opgeheven.

-           Bij brief van 23 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn excuses en een schadevergoeding aan klaagster aangeboden.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er - samengevat - over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: heeft nagelaten na te gaan of er een betaling was ontvangen alvorens tot het leggen van het beslag over te gaan. Tussen het moment dat de betaling is ontvangen en het moment dat beslag is gelegd, zijn elf dagen verstreken;

b: het beslag niet onverwijld heeft opgeheven nadat hij op de onrechtmatigheid van het gelegde beslag was gewezen.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 De gerechtsdeurwaarder stelt zich op het standpunt dat de betaling van klaagster aanvankelijk niet op het betreffende dossier is geboekt, omdat zij het dossiernummer niet had vermeld. De gerechtsdeurwaarder heeft toegegeven dat ten onrechte beslag is gelegd en dat hij het beslag eerder had moeten opheffen.

4.2 Zowel in de twee aanmaningen als in de aankondiging dagvaarding stond vermeld dat bij een betaling het dossiernummer vermeld diende te worden. Bij de betaling was niet het juiste dossiernummer vermeld. Daarom is de betaling op een tussenrekening geplaatst. Pas nadat de gemachtigde van klaagster op 22 april 2013 bij zijn e-mail bankafschriften had meegezonden, kon op 1 mei 2013 de betaling worden gevonden. Volgens de gerechtsdeurwaarder valt het hem dus niet te verwijten dat hij de betaling niet direct kon plaatsen, maar pas na enige tijd. De medewerkers die met de zaak belast waren, hebben echter ten onrechte aan de gemachtigde van klaagster te kennen gegeven dat eerst de kosten van het bankbeslag voldaan dienden te worden voor het beslag kon worden opgeheven. Zij stelde zich aanvankelijk ten onrechte op het standpunt dat het beslag rechtmatig was gelegd, omdat bij de betaling een onjuist dossiernummer was vermeld.

De gerechtsdeurwaarder vindt dat hij zich redelijk heeft opgesteld door aan te bieden de bankkosten van de beslaglegging te vergoeden alsmede een bedrag voor onkosten. De gevraagde vergoeding voor de kosten van de gemachtigde komen volgens hem niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het niet noodzakelijk was om een gemachtigde in te schakelen. De gerechtsdeurwaarder heeft excuses gemaakt, zijn medewerkers op hun onjuiste handelwijze aangesproken en de werkwijze op zijn kantoor bij de ontvangst van betalingen zonder het juiste kenmerk aangepast. Hij is daarom van oordeel dat er niet tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Hij heeft daartoe onder meer overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de door hem gemaakte fout heeft erkend. Door deze fout is klaagster niet geschaad aangezien deze door de gerechts-deurwaarder is hersteld. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster zijn verontschuldigingen en een schadevergoeding aangeboden. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder de interne werkprocessen aangepast zodat dergelijke fouten in de toekomst kunnen worden voorkomen. De fout is niet dermate ernstig, aldus nog steeds de voorzitter, dat deze niet op deze wijze opgelost kon worden, mede in aanmerking genomen dat klaagster het de gerechtsdeurwaarder onnodig moeilijk heeft gemaakt door geen dossiernummer te vermelden.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Bij de beoordeling van de klacht heeft de voorzitter een onjuiste maatstaf aangelegd, omdat hij de toets van de onrechtmatige daad in plaats van de tuchtrechtelijke toets heeft gehanteerd.

De voorzitter heeft de verschillende klachtonderdelen niet onderscheidenlijk behandeld. Uit de beslissing is niet op te maken welk deel van de klacht als kennelijk ongegrond is afgewezen.

De beslissing is onvoldoende gemotiveerd, nu daaruit niet blijkt waarom door de gerechtsdeurwaarder niet onzorgvuldig is gehandeld.

In de kantoororganisatie van een gerechtsdeurwaarder moeten ook betalingen met een foutief of ontbrekend betalingskenmerk op eenvoudige wijze te herleiden zijn tot de betreffende debiteur. Er kan bijvoorbeeld gezocht worden op de hoogte van het verschuldigde bedrag. In dit geval was exact het verschuldigde bedrag betaald. Het bedrag is bovendien overgeboekt vanaf een bankrekening ten name van klaagster. De gevolgen van het beslag op de bankrekening voor klaagster waren ernstig. De gerechtsdeurwaarder heeft onvoldoende gedaan om de betaling te traceren. Hij heeft zich in dit opzicht voorts halsstarrig opgesteld.

De voorzitter is op al deze aspecten van onzorgvuldig handelen niet of onvoldoende ingegaan.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder verwijst naar zijn eerdere verweer. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij voorafgaand aan de beslaglegging niet heeft nagegaan of er mogelijkerwijs een betaling van klaagster was ontvangen die op de tussenrekening was geboekt. Dat is ondoenlijk volgens de gerechtsdeurwaarder. Hij verwijst naar de jurisprudentie van de Kamer omtrent  het verrichten van betalingen zonder vermelding van het juiste kenmerk. Het niet (tijdig) onderkennen door een gerechtsdeurwaarder van een dergelijke betaling komt altijd voor risico van de debiteur en niet van de gerechtsdeurwaarder.  

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1  De beslissing van de voorzitter is inderdaad niet voldoende duidelijk, zoals door klaagster terecht is aangevoerd. Uit die beslissing blijkt immers niet welk onderdeel of welke onderdelen van de klacht ongegrond worden geacht. Het verzet is daarom gegrond.

9.2 De gevolgen van het niet vermelden van een juist betalingskenmerk komen in beginsel weliswaar voor risico van de debiteur, maar het heeft in deze zaak veel te lang geduurd voordat de gerechtsdeurwaarder de betaling heeft getraceerd. Daarom wordt klachtonderdeel a gegrond geacht.  

9.3 Medewerkers van de gerechtsdeurwaarder hebben voorts een onjuist (juridisch) standpunt ingenomen door aan klaagster mee te delen dat het beslag pas zou worden opgeheven nadat klaagster ook de daarop gevallen kosten zou hebben voldaan. De betaling van de verschuldigde hoofdsom zou niet bevrijdend zijn geweest, omdat niet het juiste kenmerk was vermeld. Dit standpunt is niet juist, omdat een beslag voor opheffing in aanmerking komt als de schuld is voldaan. De vermelding van een onjuist kenmerk speelt daarbij geen rol. Ook hiervan valt de gerechtsdeurwaarder een verwijt te maken evenals van het feit dat het beslag niet onverwijld is opgeheven, nadat hij op de onrechtmatigheid daarvan is gewezen. Ook klachtonderdeel b is derhalve gegrond.

9.4  De Kamer ziet aanleiding na te noemen maatregel op te leggen.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet gegrond;

-           vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-           verklaart de klacht alsnog gegrond op beide onderdelen;

-           legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en           M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.