ECLI:NL:TGDKG:2014:167 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet288.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:167
Datum uitspraak: 30-09-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet288.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 september 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 8 april 2014 met nummer 902.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 288.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 11 april 2014 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 23 april 2014, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Op 30 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder schriftelijk gereageerd op het verzetschrift en heeft hij laten weten niet ter zitting te verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2014. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 30 september 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van een vordering ten laste van klaagster.

-           Bij brief van 3 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster mede-gedeeld dat de overeengekomen betalingsregeling zou komen te vervallen als zij de achterstallige termijnen niet zou inlopen.

-           Klaagster heeft bij e-mail van 6 mei 2013 aan de gerechtsdeurwaarder mede-gedeeld dat zij een overzicht van het totaal verschuldigde wilde ontvangen. De gerechtsdeurwaarder heeft diezelfde dag een overzicht van het verschuldigde aan klaagster doen toekomen.

-           Bij brief van 28 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht het totaal verschuldigde binnen 8 dagen te voldoen.

-           Op 14 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster nogmaals in de gelegenheid gesteld om het totaal verschuldigde binnen 8 dagen te voldoen.

-           Op 25 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster bankbeslag gelegd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder beslag op haar bankrekening heeft gelegd, terwijl er een betalingsregeling was getroffen waarbij zij per maand een bedrag van € 50,00 betaalde, welke regeling zij is nagekomen.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Volgens de voorzitter blijkt uit de overgelegde producties dat klaagster de betalingsregeling niet dan wel niet stipt is nagekomen. De betalingsregeling is daardoor vervallen en het restant verschuldigde was als gevolg daarvan direct opeisbaar. Gelet hierop is het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Zij heeft voorafgaand aan de beslaglegging aan de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 100,00 betaald ter finale kwijting. De schuld was met de betaling van dat bedrag bijna helemaal voldaan. De gerechtsdeurwaarder is met deze nadere afspraak akkoord gegaan, maar is daar later op teruggekomen en heeft alsnog beslag gelegd. Klaagster vindt deze gang van zaken niet terecht.           

8. Het verweer in verzet

8.1 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn schriftelijke reactie aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat zij in verzet haar klacht met een nieuwe klacht heeft uitgebreid. In de oorspronkelijke klacht verweet klaagster hem onterecht beslag te hebben gelegd, terwijl er sprake was van een betalingsregeling die werd nagekomen. In verzet verwijt klaagster hem dat hij aanspraak heeft gemaakt op het totaalverschuldigde bedrag, terwijl klaagster een bedrag ter finale kwijting zou hebben betaald, aldus de gerechtsdeurwaarder.

8.2 Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het verzet ook ongegrond is, omdat met klaagster niet meer is overeengekomen dan dat zij alvast een bedrag van

€ 100,00 mocht betalen en dat in afwachting van de behandeling van de klacht vooralsnog op grond van het beslag niets zou worden geïncasseerd. Er is nooit aan klaagster toegezegd dat zij het restant, dat was ongeveer het bedrag dat zou overblijven na aftrek van de kosten van het beslag en van de overbetekening, niet meer zou behoeven te betalen.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. Het verzet is dan ook ongegrond. Voor zover klaagster in verzet een nieuwe klacht heeft aangevoerd, is dat deel van het verzet niet-ontvankelijk, omdat nieuwe klachtonderdelen niet in verzet voor het eerst kunnen worden aangevoerd.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en

M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.