ECLI:NL:TGDKG:2014:166 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet224.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:166
Datum uitspraak: 30-09-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet224.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 september 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 4 maart 2014 met nummer 630.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 224.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 14 maart 2014 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 25 maart 2014, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 30 september 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 9 augustus 2012 is een vonnis ten laste van klager gewezen.

-           Op 15 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen, met de aanzegging dat ingeval klager niet zou voldoen aan het gedane bevel hij een dwangsom van € 50,00 zou verbeuren voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in gebreke zou zijn.

-           Bij e-mail van 31 augustus 2012 heeft de gemachtigde van klager (hierna de gemachtigde) aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat het vonnis een verschrijving bevatte en dat om die reden de betekening ongeldig zou zijn.

-           Bij e-mail van 12 september 2012 heeft de gemachtigde de gerechts-deurwaarder gerappelleerd. Diezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat hij de e-mail van 31 augustus 2012 aan zijn opdrachtgever had voorgelegd.

-           Op 20 september 2012 werd een herstelvonnis ten laste van klager gewezen waarbij de verschrijving ten aanzien van de datum was hersteld.

-           Bij e-mail van 2 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat er een herstelvonnis was gewezen.

-           Op 10 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen, met de aanzegging dat ingeval klager niet zou voldoen aan het gedane bevel hij een dwangsom van € 50,00 zou verbeuren voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in gebreke zou zijn.

-           Op 5 december 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder bevel gedaan voor de door klager verbeurde dwangsommen.

-           Bij brief van 17 december 2012 heeft de gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de stelling dat klager dwangsommen zou hebben verbeurd. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 9 januari 2013 aan de gemachtigde medegedeeld dat zijn opdrachtgever het bezwaar niet heeft ontvangen.

-           Op 26 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager bankbeslag gelegd, welk beslag op 3 april 2013 aan klager werd over-betekend.

-           Bij brief van 8 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat beslag roerende zaken zou volgen.

-           Nadien ontving de gerechtsdeurwaarder het volledig openstaande bedrag van klager. Bij brief van 11 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat de geplande beslaglegging d.d. 17 april 2013 op diens roerende zaken geen doorgang zou vinden.

-           Klager dan wel diens gemachtigde hebben in de tussentijd veelvuldig met de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager heeft zich erover beklaagd dat de gerechtsdeurwaarder een aantal ernstige fouten heeft gemaakt waardoor klager ten onrechte hoge dwangsommen en kosten verschuldigd is geworden. In het bijzonder zijn de gerechtsdeurwaarder de volgende fouten te verwijten:

  1. Het derdenbeslag is gelegd door een gerechtsdeurwaarder die zijn adresgegevens niet volledig heeft vermeld, waardoor een door de gemachtigde van klager aan deze gerechtsdeurwaarder verzonden aangetekende brief is geweigerd en klager aldus niet op het gelegde beslag kon reageren.
  2. De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte een vonnis betekend waarin een fout stond.
  3. Over de wijze waarop klager aan het vonnis moest voldoen, is uitvoerig contact geweest tussen zijn gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder. In verband hiermee is klager van mening - althans zo begrijpt de voorzitter - dwangsommen nog niet verschuldigd was. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook ten onrechte dwangsommen geïnd.
  4. Het gelegde derdenbeslag is nietig omdat het niet onder een derde is gelegd.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond geoordeeld. Het enkele niet vermelden van de postcode van het adres van de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het was  voldoende dat het kantooradres van die gerechtsdeurwaarder vermeld stond in de exploten. Het tweede klachtonderdeel is niet klachtwaardig. Met betrekking tot het derde klachtonderdeel heeft de voorzitter overwogen dat uit de stellingen van partijen en uit de stukken is gebleken dat de opdrachtgever en klager verschil van mening hadden over de vraag of dwangsommen verbeurd waren. De gerechtsdeurwaarder heeft van zijn opdrachtgever de opdracht gekregen om dwangsommen te incasseren. Aldus handelende heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld, alleen al omdat vaststaat dat klager niet - geheel - aan het vonnis had voldaan. Bovendien heeft klager kennelijk (dat stelt de gerechtsdeurwaarder immers) de verbeurde dwangsommen voldaan. Daar komt bij dat de vraag of dwangsommen al dan niet verbeurd zijn niet aan het oordeel van de tuchtrechter is onderworpen, aldus de voorzitter. Aan het laatste klachtonderdeel is de voorzitter voorbij gegaan omdat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde exploten is gebleken dat één en ander op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De stellingen van partijen, noch de stukken die zijn overgelegd bieden enig aanknopingspunt voor de stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarder ernstige fouten heeft gemaakt en dat klager dientengevolge hoge dwangsommen en kosten heeft moeten betalen, aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat de gerechtsdeurwaarder gerechtigd was om de dwangsommen te incasseren. Uit de bij de klacht en het verweer behorende stukken blijkt duidelijk dat klager aan de gerechtsdeurwaarder een voorstel heeft gedaan om aan de veroordeling uit het vonnis te voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De executie van het vonnis was dus niet nodig. Ten onrechte is de voorzitter hieraan voorbij gegaan. Indien de gerechtsdeurwaarder op de juiste wijze had bemiddeld tussen zijn opdrachtgever en klager, was de kwestie in november 2012 reeds opgelost.     

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het eerdere verweer tegen de klacht. De brief van 4 november 2012 is door [     ] nooit ontvangen en is pas meegestuurd bij de brief van 17 december 2012. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard niet te begrijpen waarop klager heeft gedoeld in diens brieven, omdat het toestel uiteindelijk gewoon in de winkel is omgeruild. Het vonnis was ook duidelijk en dat is aan klager meegedeeld. Het ging om de vervanging van hetzelfde type toestel dat door klagers wederpartij was aangekocht. Het oude toestel was reeds in het bezit van klager, dus dat kon niet worden geretourneerd en er was dus ook geen behoefte om een toestel in klagers zaak uit te zoeken. Tot een executiegeschil is het uiteindelijk niet gekomen, omdat het toestel in de zaak van klager is omgeruild.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2 Klager heeft in verzet opnieuw aan de orde gesteld dat de executie van het vonnis in zijn ogen niet nodig en dus onterecht was. De gerechtsdeurwaarder heeft dat in verzet weersproken. Ook in verzet is  niet gebleken dat de executie van het vonnis onrechtmatig was. De overweging van de voorzitter was wel juist, omdat  de vraag of de dwangsommen al dan niet verbeurd zijn, een geschil betreft dat niet ter beoordeling van de Kamer staat maar aan de gewone rechter kan worden voorgelegd.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en

M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.