ECLI:NL:TGDKG:2014:161 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDwverzet284.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:161
Datum uitspraak: 09-09-2014
Datum publicatie: 10-10-2014
Zaaknummer(s): GDwverzet284.2014
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 september 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 1 april 2014 met zaaknummer 879.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 284.2014 ingesteld door:

[     ],,

gevestigd te ,

klaagster,

vertegenwoordigd door [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 30 oktober 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 18 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 1 april 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 9 april 2014.

Bij brief van 16 april 2014 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Op 13 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op het verzetschrift.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 juli 2014 alwaar klaagster is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 9 september 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Het (kantoor van de) gerechtsdeurwaarder heeft van klaagster de opdracht gekregen een vordering te innen. Op 2 januari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht dat de zaak in behandeling is genomen en onder toezending van de algemene voorwaarden en de Tabel Voorwerk II, een samenvatting van zijn tarieven gegeven. Nadat het dossier (op verzoek van klaagster) enige tijd is aangehouden, is de debiteur van klaagster gedagvaard en is er op 14 november 2012 een verstekvonnis gewezen. Nadat een getroffen betalingsregeling niet werd nagekomen is het vonnis betekend en beslag gelegd. Op 13 augustus 2013 is de debiteur van klaagster failliet verklaard. Op 5 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier gesloten en klaagster een einddeclaratie gestuurd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster heeft bezwaar tegen de declaratie van de gerechtsdeurwaarder. Klaagster stelt diverse malen naar mogelijke extra kosten te hebben geïnformeerd. Klaagster ziet geen relatie tussen de extra kosten en de opbrengst daarvan. Er is geen resultaat geboekt. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat te weinig te hebben gedaan om de vordering op de debiteur te verhalen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat met betrekking tot de uitvoering van een overeenkomst tot het incasseren van een vordering als die tussen klager en de gerechtsdeurwaarder, op de gerechtsdeurwaarder een inspanningsverplichting rust, die hij met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving naar de normen van een goed vakmanschap dient uit te voeren. Behoudens evidente en onmiskenbare onjuistheden, is het niet aan de tuchtrechter hier een oordeel te vellen.  Dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter die beoordeelt of de gerechtsdeurwaarder zijn taak heeft vervuld op een wijze zoals van een goed beroepsbeoefenaar mag worden verwacht.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat evidente en onmiskenbare onjuistheden niet zijn gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster gewezen op de kosten die met een procedure voor de rechter zijn gemoeid en op het risico indien de gemaakte kosten niet op de debiteur konden worden verhaald. Dat de debiteur failliet is gegaan kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Nu ook geen sprake is van excessieve kosten, stuit de klacht hierop af.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat klacht schijnbaar onvoldoende duidelijk is gemaakt. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klaagster naar aanleiding van een email telefonisch uitleg is gegeven over de kosten. Klaagster ziet echter geen relatie tussen de in het tarief Voorwerk II genoemde bedragen en het gevraagde voorschot. In overleg met de gerechtsdeurwaarder heeft klaagster het betalen van het voorschot uitgesteld omdat klaagster een dergelijke investering nog al fors vond ten opzicht van het te vorderen bedrag. Het mag duidelijk zijn dat klaagster met de daadwerkelijk verschafte informatie, geen notie kon hebben, dat het mogelijk niet bij dit bedrag zou blijven.

Mocht dit wel zijn duidelijk zijn gemaakt dan zou klaagster gelijk hebben gereageerd  en het voorschot niet hebben overgemaakt. Klager is van mening hiermee voldoende te hebben aangetoond dat, naast het bedrag van het voorschot, de gerechtsdeurwaarder op geen enkele manier duidelijk heeft gemaakt dat het financiële risico voor hem hoger zou kunnen worden. Klager handhaaft dan ook zijn klacht.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Klaagster ziet geen relatie tussen het betaalde voorschot en de tarieven van Voorwerk II. De gerechtsdeurwaarder heeft hieromtrent in zijn verweer op het verzet aangevoerd dat het voorschot geen relatie heeft met de incassotarieven van het Rapport Voorwerk II maar met de kosten (griffierecht) die de rechtbank voor kantonzaken rekent voor de behandeling van het geschil. Dit zijn kosten derden die voor rekening van klaagster komen ingeval de kosten zoals in dit geval niet verhaalbaar zijn op de debiteur, aldus de gerechtsdeurwaarder.

7.2 De Kamer kan de gerechtsdeurwaarder hierin volgen. Dit staat ook met zoveel woorden in zijn email van 2 januari 2012 aan klaagster vermeld. Bovendien duidt de term voorschot op een geldsom die wordt voorgeschoten en niet op iets wat definitief lijkt. In een email van 23 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder onder meer in antwoord op de vraag van klaagster wat de kosten zijn nogmaals uitleg gegeven over de kosten van de procedure. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd werpt dan ook geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. A. Sissing en A. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.