ECLI:NL:TGDKG:2014:16 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW698.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:16
Datum uitspraak: 21-01-2014
Datum publicatie: 07-02-2014
Zaaknummer(s): GDW698.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Leggen van nodeloze beslagen en misleiding van klager. Toelaten van invriezen sperma waarvan de rietjes vrijwel zijn verdwenen en het weigeren van het overleggen van stukken van de verkoop van het paard. Gelet op hoogte van de vordering en de opdracht van de advocaat zijn geen nodeloze beslagen gelegd. Dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding is niet met feiten onderbouwd en ook niet gebleken. Dat gerechtsdeurwaarder heeft toegelaten dat sperma werd ingevroren is evenmin onderbouwd. De gerechtsdeurwaarder was geen partij bij de verkoop van het paard en kan daarvan dan ook geen stukken overleggen. Klacht ongegrond. Overweging in verband met het niet reageren door en verschijnen van de gerechtsdeurwaarder.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 698.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 18 augustus 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 december 2013 alwaar klager is verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 21 januari 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Klager is bij vonnis van 27 juli 2011 veroordeeld tot betaling van een geldsom van ongeveer € 42.000,00 inclusief proceskosten. Klager heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht gekregen om het vonnis ten laste van klager te executeren.

b)      Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager onder meer de volgende beslagen zijn gelegd: op 22 september 2011 executoriaal derdenbeslag onder de [     ] (gelegd door toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [     ]), op 6 maart 2012 executoriaal derdenbeslag onder de  [     ] (gelegd door toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [     ]), op 6 maart 2012 executoriaal derdenbeslag onder de [     ] (gelegd door toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [     ]), op 8 maart 2012 executoriaal beslag onder de B.V. [     ] (gelegd door [     ], gerechtsdeurwaarder te [     ]), op 8 juni 2012 executoriaal beslag op onroerende zaken (gelegd door toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [     ]), op 3 oktober 2012 conservatoir beslag onroerende zaken (gelegd door toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [     ]). Dit laatste beslag is op last van de voorzieningenrechter opgeheven en na een door de gerechtsdeurwaarder afgegeven verklaring in het kadaster doorgehaald. Nadat de beslissing van de voorzieningenrechter in hoger beroep was vernietigd, is dat beslag herleefd.

c)      Het beslag onder [     ] heeft tevens een paard getroffen. Dat paard behoorde kennelijk voor 50% in eigendom toe aan de echtgenote van klager en voor 50% aan de derde onder wie het beslag is gelegd. Het paard is door de derde onder wie het beslag is gelegd verkocht.

d)     Uit een brief van de echtgenote van klager van 8 juli 2012 en brieven van de advocaat van klager van 1 en 19 november 2012 aan de advocaat van de wederpartij van klager (de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder) blijkt dat de echtgenote van klager de opbrengst van haar deel van de verkoopprijs van het paard heeft vrijgegeven ter voldoening van de schuld van klager op grond van het vonnis.

e)      Op 3 oktober 2012 is een bedrag van € 30.000,00 aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakt en het restant verschuldigde medio oktober 2012.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder nodeloos beslagen heeft gelegd, met name het beslag onder de kwaliteitsrekening Dierlijke sector en het beslag onder de [     ]. Klager voert daartoe aan dat de gerechtsdeurwaarder van [     ] het grootste deel van de verkoopopbrengst al had ontvangen en het tweede deel in oktober 2012 is betaald.

b: de gerechtsdeurwaarder zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder bewust medegewerkt aan het laten verdwijnen van het in beslag genomen paard en zeer waarschijnlijk heeft meegewerkt aan het witwassen van zwart geld. Hij was op de hoogte van de verkoop van het paard terwijl hij wist dat klagers echtgenote mede-eigenaar van het paard was.

c: de gerechtsdeurwaarder heeft toegelaten dat sperma is ingevroren zonder toestemming van de echtgenote van klager, welk sperma op een kleine hoeveelheid na spoorloos is verdwenen.

d: de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd om de contracten en bankafschriften aangaande de verkoop van de hengst over te leggen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft niet op de klachten gereageerd.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-)gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Dat de gerechtsdeurwaarder niet op de klacht heeft gereageerd betekent niet zonder meer dat de klacht als onweersproken gegrond kan worden verklaard. De Kamer dient immers aan de hand van de door klager overgelegde stukken en zijn ter zitting gegeven toelichting te onderzoeken of de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.3 Dat door de gerechtsdeurwaarder onnodige beslagen zijn gelegd, volgt niet uit de stukken noch is dat anderszins gebleken. Klager diende op grond van het tegen hem gewezen vonnis een bedrag van € 42.000,00 te voldoen. Dan is het begrijpelijk, althans niet zonder meer tuchtrechtelijk laakbaar, dat er meerdere beslagen worden gelegd. Niet elk beslag treft immers doel. Uit de klachtbrief blijkt dat het beslag onder [     ] is gelegd in opdracht van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, een advocaat, omdat deze “niet zeker wist of die ook iets met de hengst te maken hadden en daarom hadden ze dat ook maar bij [     ] en [     ] gedaan” . Gesteld noch gebleken is waarom de gerechtsdeurwaarder niet aan die opdracht had moeten voldoen. Uit de stukken blijkt verder dat een door klager aangespannen kort geding slechts tot opheffing van het conservatoire beslag heeft geleid. Bovendien is een deel van de opbrengst van de verkoop van de paard -zo kan uit de stukken (een email van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder van 3 oktober 2012) worden opgemaakt- eerst einde september/begin oktober 2012 op de rekening van de gerechtsdeurwaarder overgemaakt. De beslagen dateren van voor die datum. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

4.4 Dat de gerechtsdeurwaarder bewust heeft meegewerkt aan de verkoop van het paard en zeer waarschijnlijk heeft meegewerkt aan het witwassen van zwart geld, is door klager niet met feiten onderbouwd en volgt evenmin uit de stukken. Dat de gerechtsdeurwaarder wellicht kennis droeg van de verkoop, betekent nog niet dat hij welbewust heeft meegewerkt aan de verkoop daarvan. Het paard is verkocht onder de verantwoordelijkheid van- en door [     ]. In beginsel levert dat een aan [     ] te verwijten strafbaar feit op van onttrekking aan het beslag. Hierdoor zou een eventuele executoriale verkoop van het paard kunnen worden gefrustreerd en de belangen van beslaglegger worden benadeeld. Zover is het echter niet gekomen.

Nog afgezien van het feit dat art. 198 Sr niet beoogt de belangen van de beslaglegger te beschermen (LJN: ZD0176), blijkt uit de stukken dat het deel van de opbrengst van de verkoop wat voor de echtgenote van klager bestemd was, met haar instemming is aangewend ter voldoening van de schuld van klager. Ook dit klachtonderdeel treft geen doel.

4.5 Dat de gerechtsdeurwaarder heeft toegelaten dat sperma is ingevroren zonder toestemming van de echtgenote van klager, is nog afgezien van de vraag wat daar tuchtrechtelijk laakbaar aan is (het betreft de echtgenote van klager), evenmin met feiten door klager onderbouwd.

4.6 Dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd om de contracten en bankafschriften aangaande de verkoop van de hengst over te leggen, kan hem niet worden verweten. Het paard is verkocht door [     ]. De gerechtsdeurwaarder was geen partij bij die verkoop. De gerechtsdeurwaarder heeft [     ] bij brief van 6 juni 2013 aangeschreven met het verzoek de stukken over te leggen. Meer kan niet van de gerechtsdeurwaarder worden verwacht. Als [     ] daaraan niet wenst mede te werken dient klager [     ] (in rechte) daarop aan te spreken.

5. De Kamer stelt zeer tot zijn spijt vast dat de gerechtsdeurwaarder, ook niet na daartoe te zijn gerappelleerd, niet op de klacht heeft gereageerd en niet ter zitting is verschenen. Dat is op zich tuchtrechtelijk laakbaar omdat de gerechtsdeurwaarder daarmee niet handelt als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. Echter gelet op het bepaalde in artikel 43 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan aan deze constatering geen gevolgen worden verbonden.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.