ECLI:NL:TGDKG:2014:155 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet931.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:155
Datum uitspraak: 02-09-2014
Datum publicatie: 10-10-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet931.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet met verbetering van de gronden ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 september 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 29 oktober 2013 met zaaknummer 577.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 931.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1) [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde: [     ],

2) [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 19 juli 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

-           Bij verweerschriften, ingekomen op 2 en 27 augustus 2013, hebben de gerechtsdeurwaarders op de jegens hen gerichte klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 29 oktober 2013 heeft de voorzitter de klachten als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 11 november 2013.

-           Bij brief, ingekomen op 14 november 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014 alwaar de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 1 is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 2 september 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft in 2007 van het CJIB een ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel ter betekening en verdere tenuitvoerlegging ontvangen.

-           Op 6 september 2007 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het dwangbevel aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Klager heeft in november 2008 het volledige bedrag voldaan waarna de gerechtsdeurwaarder het dossier heeft gesloten.

-           Gerechtsdeurwaarder sub 2 is belast met het incasseren van een andere vordering ten laste van klager.

-           Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft klager meerdere keren schriftelijk mede-gedeeld dat zijn opdrachtgever zich niet kan vinden in diens bezwaren.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: gerechtsdeurwaarder sub 1 te hoge kosten in rekening heeft gebracht;

b: gerechtsdeurwaarder sub 2 ten onrechte een vordering tracht te incasseren.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel a overwogen dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn kent waarbinnen een klacht moet worden ingediend. Het Gerechtshof heeft echter beslist dat een termijn van drie jaar in een tuchtprocedure tegen een gerechtsdeurwaarder als redelijk wordt aanvaard. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop klager van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen. Klager heeft meer dan 4,5 jaar, nadat hij kennis heeft genomen van het handelen van de gerechts-deurwaarder een klacht bij de Kamer ingediend en om die reden is klager niet ontvankelijk

5.2 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel b overwogen dat dit onderdeel van de klacht opgevat kan worden als een inhoudelijk verweer tegen de vordering. Echter wanneer een gerechtsdeurwaarder de uitvoering van een incasso-opdracht voortzet, indien zijn opdrachtgever het verweer van zijn debiteur niet toereikend acht, vervult hij slechts zijn ambtelijke plicht en handelt hij niet klachtwaardig.

5.3 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klachten van klager als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Wel is de Kamer van oordeel dat de voorzitter ten onrechte in de motivering van de beslissing heeft opgenomen dat het de ambtelijke plicht van de gerechtsdeurwaarder was zijn incassowerkzaamheden voort te zetten. Wel is het naar het oordeel van de Kamer zo dat de gerechtsdeurwaarder zorgvuldig heeft gehandeld door de bezwaren van Klager aan zijn opdrachtgever voor te leggen. De bezwaren die Klager inhoudelijk nog altijd heeft tegen het standpunt van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder staan niet ter beoordeling van de tuchtrechter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve met verbetering van gronden juist.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mrs. A. Sissing en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van                 2 september 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.