ECLI:NL:TGDKG:2014:153 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet200.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:153
Datum uitspraak: 02-09-2014
Datum publicatie: 10-10-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet200.2014
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Spooknota’s? Intimidatie? De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 september 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 februari 2014 met zaaknummer 749.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 200.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1) [     ],

2) [     ],

3) [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 10 september 2013, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 20 september 2013, hebben de gerechts-deurwaarders op de klacht gereageerd.

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 oktober 2013, heeft klaagster een nadere precisering op de klachten gegeven.

-          Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders bij brief met bijlage, ingekomen op 8 november 2013, gereageerd.

-           Bij beslissing van 18 februari 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 10 maart 2014.

-           Bij brief, ingekomen op 20 maart 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014 alwaar de gemachtigde van klaagster en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 2 september 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarders hebben de opdracht gekregen om - naar de stelling van de opdrachtgever - door klaagster verschuldigde abonnementsgelden te incasseren.

-           Op 22 juli 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster aangemaand om tot betaling van het verschuldigde over te gaan.

-           Bij brief van 6 augustus 2013 heeft de gemachtigde van klaagster (hierna de gemachtigde) inhoudelijk verweer gevoerd.

-           Nadien hebben de gerechtsdeurwaarders dit verweer aan hun opdrachtgever voorgelegd en op 6 september 2013 is de reactie van de opdrachtgever schriftelijk aan de gemachtigde medegedeeld.

-          Hierop heeft de gemachtigde bij e-mail van 10 september 2013 gereageerd.

-      De gerechtsdeurwaarders hebben de gemachtigde daarop bij e-mail van 20   

           september 2013 geantwoord en daarbij een juridische onderbouwing gegeven. -     Vervolgens heeft de gemachtigde daarop bij brief van 24 september 2013 

           gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders zich hebben geleend voor een constructie waarbij gepoogd wordt spooknota’s te incasseren;

b: de gerechtsdeurwaarders haar als vermeende debiteur hebben geïntimideerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel a overwogen dat de gerechtsdeurwaarders het bezwaar van de gemachtigde tegen de vordering ter inhoudelijke beoordeling hebben doorgestuurd naar hun opdrachtgever. Dat de gerechtsdeurwaarders zijn afgegaan op de informatie van hun opdrachtgever, is in beginsel niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.2 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel b overwogen dat hij begrijpt dat het stellen van een betalingstermijn en de aankondiging van rechts-maatregelen intimiderend kan overkomen, maar dat dit niet te voorkomen is. Dit soort brieven moeten immers een termijnstelling bevatten zodat, als een reactie dan wel betaling uitblijft, op enig moment de behandeling van de zaak kan worden voortgezet.

5.3 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders zich naar buiten toe volledig vereenzelvigen met hun opdrachtgever, omdat zij in hun correspondentie niet expliciet vermelden dat zij overleg met hun opdrachtgever hebben gehad. De gerechtsdeurwaarders vereenzelvigen zich daarmee ook met de constructie die de opdrachtgever heeft bedacht om spookfacturen te innen. Daarnaast stelt klaagster dat zij met intimidatie doelt op het onjuist schermen met het Burgerlijk Wetboek en het compleet negeren van de ‘Wet van Dam’. Er was geen aanbod, er was geen acceptatie van het aanbod en de voice log maakt dat duidelijk. Dat de gerechtsdeurwaarders desondanks blijven volhouden dat er wel degelijk een abonnement is afgesloten, is jegens iemand die niet thuis is in het Burgerlijk Wetboek aan te merken als intimidatie en niet iets wat een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Van de gestelde vereenzelviging van de gerechtsdeurwaarders met hun opdrachtgever is geen sprake geweest. De gerechtsdeurwaarders hebben door middel van hun eerste twee brieven van 22 juli 2013 en 6 augustus 2013 afdoende aan klaagster duidelijk gemaakt dat zij namens hun opdrachtgever handelden. Weliswaar staat in de e-mail van 20 september 2013 niet (nogmaals) expliciet vermeld dat de gerechtsdeurwaarders daarin het standpunt van hun opdrachtgever verwoorden, maar dat moet voor klaagster gelet op de eerdere brieven voldoende duidelijk geweest zijn. De gerechtsdeurwaarders hebben het standpunt van hun opdrachtgever aan klaagster doorgegeven, hetgeen niet opgevat kan worden als intimidatie. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mrs. A. Sissing en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van  2 september 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.