ECLI:NL:TGDKG:2014:15 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW14.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:15
Datum uitspraak: 21-01-2014
Datum publicatie: 07-02-2014
Zaaknummer(s): GDW14.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet reageren op verzoeken van de gemachtigde van klaagster met betrekking tot het feit dat een andere gerechtsdeurwaarder eerste beslaglegger was en dat de vordering ter verdeling bij deze gerechtsdeurwaarder had moeten worden ingediend. De Kamer overweegt dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder had gelegen telefonisch contact op te nemen met zijn collega om te verifiëren of hetgeen door de gemachtigde van klaagster was aangevoerd juist was. De gerechtsdeurwaarder heeft pas na ontvangst van de brief van het UWV, waarin werd medegedeeld dat het reeds lopende beslag van zijn collega ten onrechte was beëindigd, actie ondernomen door contact met die collega op te nemen. Dit is naar het oordeel van de Kamer te laat, daar er eerder al duidelijke aanwijzingen waren dat de door het UWV verstrekte verklaring derdenbeslag niet correct zou zijn. Klacht gegrond, geen maatregel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 14.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ] (bewindvoerder),

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 28 december 2012, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 23 januari 2013 heeft gerechtsdeurwaarder [     ] een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 september 2013 alwaar de gemachtigde van klaagster en gerechtsdeurwaarder [     ] zijn verschenen.

Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

De behandeling van de klacht is vervolgens aangehouden teneinde gerechts-

deurwaarder [     ] in de gelegenheid te stellen op de klacht te reageren.

Bij verweerschrift, ingekomen op 4 oktober 2013, heeft gerechtsdeurwaarder [     ] op de klacht gereageerd.

De behandeling van de klacht is voortgezet ter openbare terechtzitting van 3 december 2013 alwaar de gemachtigde van klaagster en gerechtsdeurwaarder

[     ] zijn verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 21 januari 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Op 5 oktober 2012 is een vonnis ten laste van klaagster gewezen.

b)      Bij exploot van 9 oktober 2012 is het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

c)      Op 29 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag onder het UWV gelegd waarbij een beslagvrije voet is vastgesteld. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 6 november 2012 aan klaagster betekend.

d)     Op 13 november 2012 heeft het UWV een verklaring derdenbeslag aan de gerechtsdeurwaarder doen toekomen waarin wordt vermeld dat er geen eerdere beslagen ten laste van klaagster zijn gelegd.

e)      Bij e-mail van 6 december 2012 heeft de gemachtigde van klaagster onder vermelding van een dossiernummer aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat [     ] [     ] (hierna: [     ]) eerste beslaglegger was.

f)       De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 7 december 2012 aan de gemachtigde medegedeeld dat er geen sprake kan zijn van een eerste beslaglegger.

g)      De gemachtigde heeft bij e-mail van 14 december 2012 nogmaals aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat [     ] eerste beslaglegger is.

h)      Op 2 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief van het UWV ontvangen dat [     ] eerste beslaglegger is.

i)        Op 8 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder contact met [     ] opgenomen in welk gesprek door [     ] is medegedeeld dat zij in november en december geen afdrachten van het UWV hadden ontvangen.

j)        Nadien heeft de gerechtsdeurwaarder de in november en december van het UWV ontvangen gelden aan [     ] doorbetaald en zijn vordering ter verdeling bij [     ] ingediend.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder behoorlijk had moeten reageren op verzoeken van haar gemachtigde met betrekking tot het feit dat [     ] eerste beslaglegger was en dat hij de vordering bij deze gerechtsdeurwaarder ter verdeling in had moeten dienen. Klaagster verzoekt de teveel ontvangen gelden te restitueren en de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten te laten vergoeden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat omdat de klacht alleen is ingediend tegen gerechtsdeurwaarder [     ] en niet tegen hem, klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht. Het standpunt van de Kamer dat uit het dossier blijkt dat hij de verweten gedraging heeft verricht en hij daarom als beklaagde kan worden aangemerkt, vindt geen steun in de wet, aldus de gerechtsdeurwaarder.

3.2 Subsidiair heeft de gerechtsdeurwaarder de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Het primaire verweer van de gerechtsdeurwaarder dient te worden gepasseerd. Dat de klacht is ingediend tegen een andere gerechtsdeurwaarder en de klacht alleen al daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, kan niet dienen als schild waarop de klacht moet afstuiten. Indien blijkt dat een verkeerde gerechtsdeurwaarder als beklaagde wordt aangemerkt, staat het de Kamer vrij onderzoek te doen naar welke gerechtsdeurwaarder wel als beklaagde kan worden aangemerkt.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van voormeld artikel.

4.3 Naar het oordeel van de Kamer mag de gerechtsdeurwaarder in beginsel afgaan op de door het UWV afgelegde verklaring tenzij er aanwijzingen zijn die dit anders maken. In het onderhavige geval staat vast dat de gemachtigde van klaagster, haar bewindvoerder, onder vermelding van een dossiernummer,  de gerechtsdeurwaarder er twee maal op heeft gewezen dat [     ] eerste beslaglegger was. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen telefonisch contact op te nemen met zijn collega om te verifiëren of hetgeen door de gemachtigde van klaagster was aangevoerd juist was.

4.4 Uit de overgelegde producties alsmede hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder pas na ontvangst van de brief van het UWV van 27 december 2012, waarin werd medegedeeld dat het reeds lopende beslag van [     ] ten onrechte was beëindigd, actie heeft ondernomen door contact met [     ] op te nemen. Dit is naar het oordeel van de Kamer te laat, daar er eerder al duidelijke aanwijzingen waren dat de door het UWV verstrekte verklaring derdenbeslag niet correct zou zijn.

4.5 De Kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is. Gelet op het feit dat de gerechtsdeurwaarder de reeds ontvangen gelden aan [     ] heeft doorbetaald en zijn vordering ter verdeling bij [     ] heeft ingediend, zijn er geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

5. Voor de door klaagster gedane verzoeken is in het kader van het tuchtrecht geen plaats.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014, in tegenwoordigheid de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.