ECLI:NL:TGDKG:2014:140 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW717.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:140
Datum uitspraak: 22-07-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): GDW717.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Betekening dagvaarding. Klaagster is van mening dat de dagvaarding op een onjuist adres is betekend, te hoge verschotten in rekening worden gebracht, gedreigd wordt met dwangmiddelen waar nog geen opdracht toe is verstrekt en niet dan wel niet tijdig op een brief is gereageerd. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder in de gegeven omstandigheden de dagvaarding mocht betekenen op het adres waar hij dat heeft gedaan, hij terecht op de juistheid van de kosten heeft vertrouwd omdat deze waren vastgesteld door een collega-gerechtsdeurwaarder, de door hem gegeven uitleg over de eventuele gevolgen van het niet voldoen aan een veroordelend vonnis en het daaropvolgende executietraject niet tuchtrechtelijk laakbaar is en de brief van klaagster is beantwoord binnen een redelijke termijn. De klachten worden ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 juli 2014 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 717.2013 ingesteld door:

[     ],

gevestigd en kantoorhoudende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 30 augustus 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 21 oktober 2013, heeft de gerechts-deurwaarder op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 mei 2014 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 22 juli 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Aan het adres [     ] te [     ] bevinden zich het bedrijf van klaagster alsmede een woning.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht gekregen om een dagvaarding aan klaagster te betekenen. Deze dagvaarding heeft de gerechtsdeurwaarder aan de woning betekend. Blijkens vermelding op de dagvaarding is deze aangenomen door “mevrouw [     ], huisgenoot” de moeder van de bestuurder van klaagster.

-           Op 24 juli 2013 is een verstekvonnis ten laste van klaagster gewezen.

-           Op 20 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder het verstekvonnis aan het bedrijfspand van klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Bij brief en e-mail van 21 augustus 2013 heeft [     ] van [     ] namens klaagster aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij zich niet kan vinden in de door hem gevolgde handelwijze.

-           Bij brief van 27 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan [     ] medegedeeld dat hij niet op haar brief zal reageren daar hem niet duidelijk was of hij over een machtiging beschikte.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding op een onjuist adres heeft betekend;

b: de gerechtsdeurwaarder te hoge verschotten in rekening heeft gebracht;

c: de gerechtsdeurwaarder heeft gedreigd met dwangmiddelen waar nog geen opdracht toe is verstrekt;

d: de gerechtsdeurwaarder niet dan wel niet tijdig op de brief van haar gemachtigde d.d. 21 augustus 2013 heeft gereageerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft medegedeeld dat er op de deur van het bedrijfspand een brief zou hebben gehangen met de mededeling dat de directrice van klaagster vanwege vakantie afwezig was. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat bij het bedrijfspand geen brievenbus aanwezig was. Gelet op deze omstandigheden kan het de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij de dagvaarding in het onderhavige geval niet aan het bedrijfspand, maar aan het op datzelfde terrein bevindende woonhuis met hetzelfde (huis)nummer heeft betekend. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat het voor de gerechtsdeurwaarder aannemelijk was dat de persoon aan wie de dagvaarding werd gelaten - de moeder van de directrice van klaagster - zou bevorderen dat het afschrift klaagster tijdig zou bereiken. Gesteld noch gebleken is dat zij zich uitdrukkelijk heeft verzet tegen het in ontvangst nemen van de dagvaarding. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft medegedeeld dat de kosten waartegen klaagster bezwaar maakt niet door hem, maar door zijn opdrachtgever zijn vastgesteld. Nu de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een collega-gerechtsdeurwaarder was heeft hij naar het oordeel van de kamer terecht op de juistheid van die kosten vertrouwd. Mochten de kosten niet juist zijn dan kan dat niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de Kamer dat de enkele door de gerechtsdeurwaarder ten tijde van de betekening gegeven uitleg van de eventuele gevolgen van het niet voldoen aan een veroordelend vonnis en het daaropvolgende executietraject mogelijk als dreigend kan worden ervaren, maar zulks is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de Kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij wel degelijk binnen een redelijke termijn op de brief van de gemachtigde van klaagster heeft gereageerd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.