ECLI:NL:TGDKG:2014:139 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW811.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:139
Datum uitspraak: 22-07-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): GDW811.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ministerieplicht. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij geen beslag wenst te leggen op de door haar aangewezen onroerende zaak en dat hij berichten met vragen van haar kant te lang onbeantwoord heeft gelaten. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De klacht wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 juli 2014 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 811.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij e-mail met bijlagen, 13 oktober 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

-           Op 23 december 2013 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Dit is aan klaagster toegezonden bij de uitnodiging voor onderstaande zitting.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 mei 2014 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 22 juli 2014.

1. De feiten

a)      Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder op 22 april 2013 opdracht verstrekt tot het executeuren van een ten gunste van haar gewezen vonnis van 20 maart 2013. De schuldenaar van klaagster is op 23 april 2013 ten kantore van de gerechtsdeurwaarder verschenen, waarna het vonnis aan hem in persoon is betekend. De schuldenaar gaf daarbij aan dat beslag kon worden gelegd op zijn woning in [     ].

b)      De woning bleek echter in het kadaster niet op naam van de schuldenaar maar op de naam van zijn ex-echtgenote te staan. Dit is op 25 april 2013 gemeld aan klaagster met de mededeling dat daarom geen beslag kan worden gelegd op deze onroerende zaak.

c)      Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 29 april 2013 meegedeeld dat de woning onderdeel is van de onverdeelde gemeenschap van de schuldenaar en diens ex-vrouw. Vervolgens heeft klaagster de (medewerker van en de) gerechtsdeurwaarder veelvuldig gemaild.

d)     Op 13 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht dat klaagsters mededeling dat de echtscheiding in 2009 is uitgesproken er niet toe leidt dat aangenomen kan worden dat er daarna nog sprake is van een huwelijksgoederengemeenschap. Omdat de gerechtsdeurwaarder geen bevoegdheden heeft om na te gaan of de boedel is verdeeld, zal hij het door klaagster gewenste beslag niet zal leggen.

e)      Klaagster heeft vervolgens wederom veelvuldig e-mails verzonden aan de gerechtsdeurwaarder die er op neer komen dat zij het niet met hem eens is.

Bij e-mails van 3 juni 2013 en van 14 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster meegedeeld dat geen beslag zal worden gelegd. In de e-mail van 14 juni 2013 verwijst de gerechtsdeurwaarder klaagster naar een ander kantoor en deelt hij haar mee dat het dossier uit coulance kosteloos zal worden gesloten. Bij e-mail van gelijke datum heeft klaagster een notariƫle akte ingezonden.

f)       Klaagster heeft nog een brief d.d. 13 juni 2013 ingezonden van de notaris aan de schuldenaar waarin staat dat de boedelverdeling nog niet heeft plaatsgevonden.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij geen beslag wenst te leggen op de door haar aangewezen onroerende zaak en dat hij berichten met vragen van haar kant te lang onbeantwoord heeft gelaten. Zo er al antwoord werd gegeven, dan was dat naar de mening van klaagster onjuist. 

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder stelt zich samengevat op het standpunt dat hij op grond van de door klaagster aan hem verstrekte stukken niet kan overgaan tot het leggen van executoriaal beslag op een onroerende zaak. Herhaaldelijk is klaagster uitgelegd waarom geen beslag kon worden gelegd. Hij is op daartoe aangevoerde gronden van mening dat hem tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt. Voor zover van belang zal hierna op het verweer van de gerechtsdeurwaarder worden ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Nu de klacht zich richt op handelingen die onder verantwoordelijkheid van de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder dan wel door hemzelf zijn uitgevoerd is deze als beklaagde aangemerkt.

4.2 Gelet op vorenstaande en de onder de feiten vermelde gang van zaken ligt het in de rede dat de gerechtsdeurwaarder na de verstrekking van de opdracht tijd nodig had om uit te zoeken aan wie het onroerend goed toebehoorde. Gelet daarop en ook omdat klaagster de gerechtsdeurwaarder bestookte met e-mails is het niet onredelijk dat beantwoording van die e-mails op zich liet wachten. Hierbij is van belang dat zowel de gerechtsdeurwaarder als diens medewerker tussentijds wel degelijk meermalen hebben gereageerd op de mails van klaagster en haar uitleg hebben gegeven. Dat niet steeds direct is gereageerd en dat de uitleg niet bevredigend was voor klaagster moge zo zijn, doch dat is in deze omstandigheden niet klachtwaardig.

4.3 Onder de hiervoor geschetste omstandigheden had de gerechtsdeurwaarder de keus om het dossier te sluiten of om via een kort-geding antwoord te krijgen op de vraag of hij onder deze omstandigheden zijn ministerieplicht zou mogen weigeren. De door klaagster ingezonden brief van de notaris aan de (in Frankrijk op hetzelfde adres als klaagster verblijvende) schuldenaar van klaagster, is gedateerd op 13 mei 2013. Gelet daarop bestaat er geen aanleiding tot twijfel aan de mededeling van de gerechtsdeurwaarder dat hij die brief eerst na sluiting van het dossier heeft ontvangen zodat hij ten tijde van sluiting van het dossier nog steeds geen zekerheid had over de juistheid van de stelling van klaagster omtrent de boedelscheiding. Onder die omstandigheden is het evenmin tuchtrechtelijk laakbaar dat hij ervoor heeft gekozen het dossier te sluiten.

4.4 Vorenstaande betekent dat de Kamer van oordeel is dat tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet kan worden vastgesteld zodat de klacht ongegrond zal worden verklaard.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.