ECLI:NL:TGDKG:2014:136 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW1004.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:136
Datum uitspraak: 22-07-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): GDW1004.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Klager, een opdrachtgever, is het niet eens met de door de gerechtsdeurwaarder in het proces-verbaal van ontruiming vermelde tijdstippen en bestrijdt een deel van de door de gerechtsdeurwaarder aan hem verzonden einddeclaratie. De gerechtsdeurwaarder erkent het aanvangstijdstip van de ontruiming niet overeenkomt met de feitelijke gang van zaken daar de feitelijke ontruiming later is aangevangen. Omdat een proces-verbaal als het onderhavige de bewijskracht heeft van een authentieke akte, is de Kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder zorgvuldiger had moeten zijn bij het opstellen daarvan. Dat klachtonderdeel wordt gegrond verklaard. De overige klachten acht de Kamer ongegrond. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om geschillen met betrekking tot aan de gerechtsdeurwaarder verzonden nota’s wegens bijstand bij een ontruiming te beoordelen. Voor het gegrond verklaarde deel van de klacht wordt de maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 juli 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 1004.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief, ingekomen op 12 december 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 14 januari 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 juni 2014 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 22 juli 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is in opdracht van klager belast met de ontruiming van een woning.

-           Op 28 oktober 2013 heeft de ontruiming plaatsgevonden. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt.

-           Bij brief van 28 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een declaratie verzonden. Bij brief van 2 december 2013 heeft klager bezwaar gemaakt tegen onderdelen van de declaratie. Bij brieven van 9 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de brief van klager beantwoord.

-           Bij brief van 27 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een creditnota van de firma [     ] doen toekomen.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat:

a: de in het proces-verbaal van ontruiming vermelde tijdstippen van aanvang en beëindiging van de ontruiming onjuist zijn met als gevolg dat de nota’s die betrekking hebben op de ontruiming ook niet kloppen. De ontruiming is niet aangevangen om 08.30 uur maar om 09.15 uur en niet geëindigd om 11.00 uur, maar om 10.45 uur.

b: bij de nota die het afvalverwerkingsbedrijf [     ] heeft ingezonden zijn teveel transporturen in rekening gebracht. De gerechtsdeurwaarder heeft het bedrijf hier schriftelijk op gewezen, maar vermeldt in de betreffende brief wel de in het proces-verbaal van ontruiming vermelde uren die volgens klager onjuist zijn.

c: bij de nota van de slotenmaker neemt de gerechtsdeurwaarder genoegen met het feit dat de arbeidskosten in het hoogste btw tarief vallen, terwijl een dag later het slot door de slotenmaker is vervangen waarbij het laagste btw tarief in rekening is gebracht. Bij de nota van de slotenmaker is ook rekening gehouden met de verkeerde tijdstippen in het proces-verbaal waardoor de nota hoger uitvalt.

d: bij de nota van de firma [     ] gaat de gerechtsdeurwaarder niet op vragen van klager in terwijl er volgens klager vijf uren teveel in rekening zijn gebracht. Ook is een ladderlift in rekening gebracht terwijl de gerechtsdeurwaarder wist dat er een lift in het gebouw aanwezig was. De ladderlift is niet gebruikt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft een gedeelte van klachtonderdeel a erkend. De overige klachtonderdelen heeft de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd betwist.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat een gerechts-deurwaarder op basis van artikel 10 lid 2 sub e van de Algemene wet op het binnen-treden gehouden is om de wijze van binnentreden, het tijdstip waarop in de woning is binnengetreden en het tijdstip waarop de woning is verlaten in het proces-verbaal op te nemen. Het proces-verbaal van 28 oktober 2013 vermeldt onder meer:

‘Bij voormelde woning sprak ik met de geëxecuteerde(n) in persoon, aan wie ik, na mij te hebben gelegitimeerd, heb medegedeeld uit krachte als voormeld te moeten overgaan tot de gedwongen ontruiming van voormelde woning, waarop mij om 08.30 uur de gevraagde toegang was verschaft.’

De gerechtsdeurwaarder erkent dat dit niet overeenkomt met de feitelijke gang van zaken daar de feitelijke ontruiming pas om 09.15 uur is aangevangen, omdat de hulpofficier van justitie te laat was. Een proces-verbaal als het onderhavige heeft de bewijskracht van een authentieke akte zodat de gerechtsdeurwaarder zorgvuldiger had moeten zijn bij het opstellen daarvan. Dit gedeelte van klachtonderdeel a is dan ook terecht voorgesteld.

4.3 Voor wat betreft de eindtijd overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt stelt dat de in het proces-verbaal vermelde eindtijd correct is. Klager heeft zijn standpunt met betrekking tot de foutieve eindtijd niet nader onderbouwd. Daarom kan niet worden geoordeeld dat op dit punt van klachtwaardig handelen sprake is.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel b en d overweegt de Kamer dat het tuchtrecht niet de geëigende weg is om geschillen met betrekking tot aan de gerechtsdeur-waarder verzonden nota’s wegens bijstand bij een ontruiming te beoordelen. De door afvalverwerkingsbedrijf [     ] en [     ] verzonden nota’s betreffen niet het handelen van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder kan niet worden vereenzelvigd met de door hem ingeschakelde bedrijven. Daarnaast kan uit de overgelegde producties worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder, hoewel hij hiertoe strikt genomen niet was gehouden, in conclaaf met afvalverwerkingsbedrijf [     ] is gegaan teneinde te bewerkstelligen dat de rekening naar beneden werd bijgesteld.

4.5 Voor wat betreft het in rekening brengen van de ladderlift overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder bij een ontruiming rekening moet houden met zaken die niet met een gewone lift naar beneden gebracht zouden kunnen worden. Gelet daarop is het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder ten tijde van de ontruiming een traplift aanwezig had en dat hij de kosten daarvoor in rekening heeft gebracht.

4.6 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de Kamer dat het btw tarief dat door de slotenmaker in rekening is gebracht evenmin ter beoordeling aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klachtonderdeel a (deels) gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.