ECLI:NL:TGDKG:2014:128 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet651.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:128
Datum uitspraak: 19-08-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet651.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 augustus 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 30 juli 2013 met nummer 285.2013 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 651.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing is bij brief van 31 juli 2013 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 5 augustus 2013, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014 in aanwezigheid van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft een specificatie d.d. 4 juli 2014 van de vordering op klager overhandigd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 augustus 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager en zijn echtgenote zijn bij vonnis van 26 mei 2004 veroordeeld tot betaling van € 11.917,45 te vermeerderen met de contractuele rente van 8,7% per jaar over een bedrag van € 11.397,24 vanaf 22 juli 2003 tot de dag der algehele voldoening.

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van dit vonnis.

-           Klager en zijn echtgenote zijn in maart 2007 via de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling aangegaan. Tussen klager en de gerechtsdeurwaarder is in 2012 en 2013 gecorrespondeerd over de hoogte van het verschuldigde resterende bedrag. Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat werd uitgegaan van een verkeerde hoofdsom en dat de rente niet juist werd berekend. 

-           Bij brief van 27 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat hij in eerdere specificaties een bedrag van € 1.800.00, dat klager al aan de opdrachtgever had betaald voor de vordering op 21 juni 2006 aan de gerechtsdeurwaarder in handen was gesteld, verkeerd had geboekt. Dat bedrag was niet conform de imputatieregels op de openstaande kosten en rente afgeboekt waardoor de rente over een onjuist bedrag werd berekend, zodat er in de loop van de jaren  verschillen  ontstonden. Dat was ook de reden volgens de gerechtsdeurwaarder dat hij in zijn correspondentie verschillende bedragen had genoemd. Bij deze brief is een nieuwe specificatie opgesteld.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder een incorrect renteregime hanteert en de rente over een verkeerde periodiek berekent;

b: de gerechtsdeurwaarder in zijn correspondentie verschillende bedragen als hoofdsom noemt;

c: het door de gerechtsdeurwaarder resterende verschuldigde bedrag verkeerd is vastgesteld.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gedeeltelijk erkend. Hij heeft verwezen naar de brief van 27 mei 2013.  De  verschuldigde rente was verkeerd berekend. Dit is hersteld en aan klager duidelijk gemaakt.

5. De beslissing van de voorzitter

Volgens de voorzitter is de klacht kennelijk ongegrond, omdat niet is gebleken dat een verkeerd rente percentage is gehanteerd, de fout met betrekking tot de verkeerde hoofdsommen is hersteld en klager daardoor niet is geschaad en de klacht verder een executiegeschil betreft waarover de Kamer niet kan oordelen.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Uit de laatste berekening van de gerechtsdeurwaarder blijkt wel degelijk dat in strijd met het vonnis een cumulatieve rente is gehanteerd. Volgens klager staat vast dat inmiddels de hoofdsom met rente en kosten is voldaan. Klager heeft ter zitting hieraan toegevoegd dat de gerechtsdeurwaarder pas na de indiening van de klacht heeft toegegeven dat er fouten zijn gemaakt. Klager ziet niet in waarom hij niet eerder een juiste berekening heeft kunnen krijgen.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht en naar de op de zitting overhandigde specificatie. Uit deze specificatie blijkt dat op grond van het vonnis nog een bedrag van € 3.047,16 is verschuldigd. De gerechtsdeurwaarder heeft weersproken dat er naar aanleiding van de brieven van klager niet serieus naar de zaak is gekeken. Wat alleen niet is gebeurd is controleren of de vordering ook correct in het renteberekeningsprogramma was ingevoerd.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2  Uitgaande van de juistheid van het huidige overzicht is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder bij de berekening van de rente wel een fout heeft gemaakt.  De gerechtsdeurwaarder heeft wel steeds gereageerd naar aanleiding van de brieven van klager, maar had adequater moeten optreden zodat eerder aan het licht was gekomen dat de rente  verkeerd was berekend en waardoor dat kwam. De rente was immers aanvankelijk te hoog berekend. Tussen de door beklaagde gedane opgaven van de rente en de thans door beklaagde verstrekte berekening zitten aanmerkelijke verschillen. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat  tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Het verzet is daarom ongegrond.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.