ECLI:NL:TGDKG:2014:126 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW410.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:126
Datum uitspraak: 29-07-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): GDW410.2013
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht van de beroepsorganisatie. Het betreft een betekening van een proces-verbaal van een gelegd beslag welke betekening in dit specifieke geval niet wettelijk voorgeschreven is. De Kamer is van oordeel dat nu klaagster direct noch indirect als partij betrokken was bij de zaken waarin het beslag is gelegd, het belang van klaagster - zijnde de bij wet ingestelde beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders - verband zou moeten houden met haar wettelijke taak. Op gronden als in de uitspraak omschreven is de Kamer van oordeel dat dit niet het geval is. Klaagster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 juli 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 410.2013 ingesteld door:

Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders

gevestigd te ’s-Gravenhage,

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Het verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 mei 2013, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 16 juli 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

-                     De gemachtigde van klaagster heeft een pleitnota overgelegd.

-                     Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 29 juli 2014.

1.      De feiten

-                     Op 26 maart 2013 heeft een aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat-gerechtsdeurwaarder ter uitvoering van een daartoe aan zijn kantoor verstrekte opdracht executoriaal beslag gelegd op een onroerende zaak.

-                     De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft het beslag op 27 maart 2013 overbetekend aan een andere schuldeiser, in wiens opdracht eerder ten laste van dezelfde debiteur op dezelfde onroerende zaak conservatoir beslag was gelegd.

-                     Een e-mail waarmee de voor de eerste beslaglegger optredende gerechtsdeurwaarder terzake om opheldering verzocht, heeft de beklaagde onbeantwoord gelaten.

2. De klacht

Klaagster acht de overbetekening een onjuist actie van de kandidaat-gerechtsdeur-waarder en rekent dit handelen op grond van artikel 34.1 Gdw toe aan de gerechtsdeurwaarder. Ter onderbouwing van haar klacht voert klaagster aan dat geen wettelijk voorschrift bestaat dat voor een situatie als de onderhavige een overbetekening voorschrijft. Met zijn handelen heeft de kandidaat-gerechtsdeur-waarder de indruk gewekt een ambtshandeling te verrichten, terwijl daarvan derhalve geen sprake was. Voorts maakt klaagster het verwijt dat met deze overbetekening onnodige kosten zijn gemaakt waarvoor de debiteur dan ook ten onrechte is belast. Ook vermeldt klaagster in haar klachtbrief dat de gerechtsdeurwaarder de hiervoor onder de feiten genoemde e-mail niet heeft beantwoord.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder erkent dat de hem verweten overbetekening niet had behoren plaats te vinden. Hij wijst er op dat het een incident betreft en heeft zijn spijt betuigd. De deurwaarder heeft de kandidaat op zijn onjuiste handelen aangesproken en de debiteur is voor de ten onrechte opgevoerde kosten gecrediteerd.

Dat de voormelde e-mail onbeantwoord is gebleven, is de deurwaarder pas na kennisneming van het klaagschrift gebleken. Hij heeft zorggedragen dat de interne voorschriften voor de behandeling van ontvangen e-mails werden herzien.

4 . De ontvankelijkheid

4.1 De kamer dient ambtshalve onderzoek te doen naar de ontvankelijkheid van klaagster. In deze kwestie rijst immers de vraag of zij een belang heeft dat haar als klaagster kan legitimeren. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.

4.2 Nu klaagster direct noch indirect als partij betrokken was bij de zaken waarin de voormelde beslagen gelegd zijn, zou het belang van klaagster - zijnde de bij wet ingestelde beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders - verband moeten houden met haar wettelijke taak.

4.3 Blijkens artikel 57.1 Gdw houdt die taak in de bevordering van een goede beroepsuitoefening door haar leden en van hun vakbekwaamheid.

4.4 In dat kader ligt het op de weg van klaagster om bijvoorbeeld door het treffen van maatregelen, het creëren van voorzieningen en het invoeren van regelingen op de voet van artikel 57.2 Gdw omstandigheden te waarborgen waarin de beroepsgroep van de gerechtsdeurwaarders als geheel zoveel als mogelijk optimaal zal kunnen functioneren.

4.5 Niets wijst er echter op dat de aan klaagster wettelijk opgedragen zorg mede zou inhouden dat zij er voor te waken heeft dat individuele gerechtsdeurwaarders in individuele gevallen hun ambtshandelingen overeenkomstig de daarvoor geldende wetsbepalingen zullen verrichten.

4.6 Nu het in de onderhavige klacht een zodanig individueel geval betreft, voert het voorgaande de Kamer tot het oordeel dat klaagster in deze kwestie geen belang heeft dat kan rechtvaardigen dat zij het handelen van de gerechtsdeurwaarder ter tuchtrechtelijke toetsing voorlegt. Dat geldt eens te minder nu klaagster ter zitting heeft verklaard dat zij niet over informatie beschikt die er op kan duiden dat de aan de gerechtsdeurwaarder verweten gedraging onderdeel zou zijn van een structurele gedragslijn, laat staan dat die handelwijze structureel zou zijn voor de beroepsgroep als geheel.

4.7 Aldus zal de Kamer klaagster niet ontvankelijk verklaren in haar klacht. Dat geldt ook voor zover de klacht mede gericht is op het feit dat de gerechtsdeurwaarder een e-mail onbeantwoord heeft gelaten. In dat verband wordt nog opgemerkt dat het niet een door klaagster zelf geschreven e-mail betrof.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders

-        verklaart de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders niet-ontvankelijk in haar onderhavige klacht.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.