ECLI:NL:TGDKG:2014:124 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet142.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:124
Datum uitspraak: 29-07-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet142.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Belang bij klacht. De beslissing van de voorzitter wordt op 1 onderdeel vernietigd. Klager sub 2 wordt niet-ontvankelijk verklaard in de klacht wegens het ontbreken van belang bij de klacht. Voor het overige is de Kamer het met de beslissing van de voorzitter eens en wordt het verzet ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 juli 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 28 januari 2014 met zaaknummer 382.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 142.2014 ingesteld door:

1) [     ],

wonende te [     ],

2) [     ],

kantoorhoudende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 mei 2013, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 23 juli 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 28 januari 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 17 februari 2014.

-           Bij brief, ingekomen op 3 maart 2014, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014 alwaar klager sub 2 mede namens klager sub 1 is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 29 juli 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager sub 1 is in procedures verwikkeld (geweest) met  [     ] (hierna: [     ]) en de door deze (direct of indirect) bestuurde vennootschappen [     ] B.V. en  [     ] Holding B.V. (hierna [     ], resp. [     ]). Klager sub 1 werd daarin bijgestaan door zijn advocaat, klager sub 2.

-           Bij vonnis van 5 oktober 2011 is [     ] veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan klager sub 1. Op het door [     ] aan klager sub 1 verschuldigde heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van [     ]  en [     ] conservatoir derdenbeslag gelegd. Het door [     ] gelegde beslag is bij vonnis van 8 maart 2013 door de voorzieningenrechter opgeheven.

-           Bij vonnis van 19 september 2012, hersteld bij vonnis van 9 januari 2013, is klager sub 1 veroordeeld tot betalingen aan [     ] en is die vennootschap veroordeeld tot betaling van een geringer bedrag aan klager sub 1.

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van het vonnis van 19 september 2012. In dat kader heeft overleg plaatsgevonden over verrekening en is na betekening van het vonnis door de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de stichting beheer derdengelden (hierna: de stichting) van het kantoor van klager sub 2. Op die rekening was door klager sub 1 een bedrag tot zekerheid voor de voldoening aan de veroordeling ten gunste van   [     ] gestort.

-           Bij vonnis van 22 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter de stichting veroordeeld tot afdracht van het door klager sub 1 gestorte bedrag                 (€ 31.082,99) aan de gerechtsdeurwaarder.

3. De oorspronkelijke klacht

Klagers beklagen zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder de gemaakte afspraken, althans zijnerzijds gewekte, gerechtvaardigde verwachtingen, niet is nagekomen;

b: de gerechtsdeurwaarder zich begeeft in tegenstrijdige belangen en dat hij daar een keuze in moet maken;

c: de gerechtsdeurwaarder mee heeft gewerkt aan misbruik van (executie)recht;

d: de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met wettelijke voorschriften inzake de tenuitvoerlegging van vonnissen;

e: de gerechtsdeurwaarder onnodige kosten heeft gemaakt.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel a overwogen dat het handelen van de gerechtsdeurwaarder niet als tuchtrechtelijk laakbaar kan worden aangemerkt, aangezien het op verzoek van [     ] onder [     ] gelegde beslag niet kon worden uitgewonnen zonder opdracht van [     ] als executant en die was daartoe, gelet op de zeggenschap van [     ], niet bereid.

4.2 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel b overwogen dat de gerechtsdeurwaarder aan zijn ministerieplicht heeft voldaan en dat het niet aan hem was om te beoordelen of het beslagverlof terecht was verleend. Bovendien achtte de voorzitter het aannemelijk dat de gerechtsdeurwaarder, voordat het verlof tot beslaglegging aan hem werd ter hand gesteld, er niet mee bekend was dat [     ] de zeggenschap had over [     ]. Van belangenverstrengeling tussen de gerechtsdeurwaarder en [     ] of de door hem bestuurde vennootschappen was niet gebleken, zo luidde het oordeel van de voorzitter.

4.3 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel c overwogen dat onder omstandigheden sprake kan zijn van misbruik van (executie)recht maar dat zulks in een procedure voor de gewone rechter dient te worden vastgesteld.

4.4 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel d overwogen dat dit onderdeel van de klacht betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een aantal vonnissen, waarover deze Kamer niet kan oordelen. De beoordeling van executie-geschillen is voorbehouden aan de voorzieningenrechter.

4.5 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel e overwogen dat de enkele niet nader door klagers onderbouwde stelling dat de gerechtsdeurwaarder onnodige kosten heeft gemaakt onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

4.6 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klagers als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers aangevoerd dat de voorzitter de zienswijze van de gerechtsdeurwaarder praktisch integraal heeft overgenomen. Klagers betwisten de zienswijze van de gerechtsdeurwaarder en daarmee de beslissing van de voorzitter. In het verzetschrift alsmede ter zitting hebben klagers medegedeeld dat het in de kern gaat om het handelen van de gerechtsdeurwaarder inzake de uitwinning van een op of omstreeks 27 oktober 2011 door [     ] onder [     ] gelegd derdenbeslag, in verband met een vordering die klager sub 1 had op [     ] uit hoofde van een vonnis van 5 oktober 2011. Dit aanvankelijk conservatoire beslag werd executoriaal door een vonnis van 19 september 2012 van [     ] tegen klager sub 1. Na contact met de gerechtsdeurwaarder verkeerden klagers in de veronderstelling dat de uitwinning van het beslag onder [     ] serieus ter hand zou worden genomen. Nu de gerechtsdeurwaarder het beslag onder [     ] niet heeft uitgewonnen, heeft hij zich niet aan de met klagers overeengekomen afspraken gehouden.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

6.1 Klagers hebben het verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in zoverre in het verzet kunnen worden ontvangen.

6.2 Om als belanghebbende in een klacht- en verzetprocedure te worden ontvangen dient sprake te zijn van voldoende eigen belang. Klager sub 2 heeft ter zitting aangevoerd dat ook hij als klager een belang heeft, omdat hij degene was die de afspraken met betrekking tot het uit te winnen beslag met de gerechtsdeurwaarder heeft gemaakt.

6.3 De Kamer is van oordeel dat de voorzitter de gemachtigde ten onrechte als klager ontvankelijk heeft geacht. Naar haar oordeel is immers geen sprake is van voldoende eigen belang, nu de gemachtigde de afspraken met de gerechtsdeurwaarder in opdracht van zijn cliënt heeft gemaakt. De gemachtigde komt uit eigen hoofde dan ook geen klachtrecht toe en is derhalve niet ontvankelijk in zijn verzet.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het door klager sub 1 ingestelde verzet kan niet slagen. De brief met de mededeling dat tot uitwinning van het beslag onder [     ] zou worden overgegaan was geen toezegging waarbij de gerechtsdeurwaarder zichzelf jegens klager sub 1 heeft verplicht om de tenuitvoerlegging van het ten laste van klager sub 1 gewezen vonnis ook daadwerkelijk op die wijze te laten verlopen. Het vorenstaande brengt met zich dat de gerechtsdeurwaarder op zijn voornemen terug mocht komen. Dat heeft  de gerechtsdeurwaarder in de gegeven omstandigheden niet vooraf aan klagers hoeven mede te delen. De gerechtsdeurwaarder is niet gehouden om executiemaatregelen in overleg met de geëxecuteerde te treffen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden overwogen dat uitwinning van het gelegde beslag niet mogelijk was zonder opdracht daartoe van de executant. Terecht is dan ook het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder jegens klagers niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klagers in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met aanvulling van de gronden ongegrond verklaren.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klager sub 2 niet-ontvankelijk;

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.