ECLI:NL:TGDKG:2014:12 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW362.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:12
Datum uitspraak: 07-01-2014
Datum publicatie: 07-02-2014
Zaaknummer(s): GDW362.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Geklaagd wordt over het feit dat het proces-verbaal van het gelegde beslag niet binnen de wettelijke termijn is betekend, er beslag ten laste van de echtgenoot is gelegd en een verjaarde vordering wordt geind. Te late betekening gegrond. Het leggen van beslag is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Voor zover daarover al door de tuchtrechter kan worden geoordeeld, is niet gebleken dat de vordering is verjaard. Klacht deels gegrond, geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 362.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 3 mei 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 27 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 november 2013, alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 januari 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Op 9 december 2009 is een vonnis ten laste van klaagster gewezen, welk vonnis aan klaagster is betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

b)      Op 9 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van de echtgenoot van klaagster beslag onder de Belastingdienst gelegd. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is niet binnen de wettelijke termijn aan klaagster betekend.

c)      Bij brief van 23 april 2013 heeft klaagster haar bezwaren omtrent de beslaglegging aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt. De gerechts-deurwaarder heeft bij brief van 25 april 2013 op dit schrijven gereageerd.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat:

a: hij het proces-verbaal van het gelegde beslag niet binnen de wettelijke termijn heeft over-betekend;

b: hij beslag ten laste van haar echtgenoot heeft gelegd terwijl het vonnis ten laste van haar is gewezen;

c: hij een vordering tracht te innen die zou zijn verjaard.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht op een onderdeel erkend en voor het overige gemotiveerd betwist. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel 2a geldt dat op grond van de wet een proces-verbaal van het leggen van beslag binnen acht dagen aan de geëxecuteerde dient te worden betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting nog aangevoerd dat de te late betekening is veroorzaakt doordat het exploot door een vergissing op zijn kantoor op de verkeerde stapel is beland. Deze verklaring laat onverlet dat het proces-verbaal niet binnen voornoemde termijn is betekend, zodat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 2b geldt dat het niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm is dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op de aan klaagsters echtgenoot toekomende voorlopige teruggaaf. Voor zover klaagster het hier niet mee eens is dient zij dit voor te leggen aan de gewone rechter.

4.4 Dat de vordering zou zijn verjaard is niet gebleken. Voor zover daar door de tuchtrechter al over kan worden geoordeeld  kan worden vastgesteld dat het hier een vonnis betreft waarbij klaagster tot betaling van een geldsom is veroordeeld. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat een vonnis een verjaringstermijn kent van 20 jaar. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht geen termen aanwezig om voor het gegrond te verklaren onderdeel van de klacht tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klachtonderdeel 2a gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege;

-        verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en J.C.M. van der Weijden, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.