ECLI:NL:TGDKG:2014:117 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet15.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:117
Datum uitspraak: 24-06-2014
Datum publicatie: 25-07-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet15.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer kan zich met de beslissing van de voorzitter verenigen en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 juni 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 4 december 2012 met nummer 761.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 15.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 20 december 2012 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 2 januari 2013, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 mei 2014 in aanwezigheid van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 juni 2014.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen klaagster en haar (toenmalige) partner gewezen vonnis. Bij dit vonnis zijn twee vorderingen toegewezen, één tegen klaagster en haar partner gezamenlijk en één tegen klaagster afzonderlijk.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze onvoldoende rekening heeft gehouden met verrichte (deel)betalingen en gemaakte afspraken over de toedeling van de aflossingen aan de afzonderlijke vorderingen. Met name verwijt zij de gerechtsdeurwaarder dat een door haar partner op 10 mei 2000 gedane betaling van fl. 10.000,00 niet is verwerkt. Op haar klachten die zij vanaf begin 2000 en 2001 heeft herhaald, krijgt zij zelfs geen antwoord meer van de gerechtsdeurwaarder. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder geweigerd om een duidelijk gespecificeerd overzicht toe te sturen.  

3. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Ten onrechte heeft de voorzitter in zijn beslissing vermeld dat sprake zou zijn van twee schuldeisers. Voorts is de voorzitter onvoldoende op haar klacht ingegaan. Uit het verweer op de klacht blijkt dat de betaling van fl. 10.000,00 door de gerechtsdeurwaarder is verwerkt op 31 juli 2000. Omdat in mei en in juni 2000 eenzelfde bedrag is betaald, ontbreekt volgens klaagster de verantwoording van de betaling van 28 juli 2000.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht. Volgens hem heeft klaagster in verzet geen aanvullende of nieuwe gronden gegeven. Hij heeft zich op zijn ministerieplicht beroepen.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2 Ook in verzet heeft klaagster geen onderbouwing gegeven van haar stelling dat de gerechtsdeurwaarder bedragen op de verkeerde vorderingen heeft afgeboekt. Klaagster is bij de behandeling van het verzet nog uitgebreid ingegaan op de betaling door haar toenmalige partner. Volgens klaagster heeft hij die betaling namens haar verricht met de bedoeling dat deze in mindering werd gebracht op haar eigen schuld. Zij is van mening dat dit alsnog gecorrigeerd dient te worden. Dit klachtonderdeel is voor het eerst in verzet aan de orde gesteld. De Kamer gaat hier niet op in, omdat nieuwe klachtonderdelen niet voor het eerst in verzet aan de orde kunnen worden gesteld. Daarbij moet de Kamer aannemen dat de betaling indertijd is geboekt conform de bedoeling van de voormalige partner nu deze, naar de gerechtsdeurwaarder onbetwist heeft gesteld, hierover nooit heeft geklaagd en de kwitantie zonder enig voorbehoud heeft  geaccepteerd.

9.3 Klaagster heeft terecht opgemerkt dat in de beslissing van de voorzitter ten onrechte is vermeld dat sprake zou zijn van twee schuldeisers. Dat leidt echter niet tot een andere uitslag.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.

.