ECLI:NL:TGDKG:2014:105 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet588.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:105
Datum uitspraak: 08-07-2014
Datum publicatie: 18-07-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet588.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verenigt zich met de beslissing van de voorzitter en verklaart het  verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 juli 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 2 juli 2013 met zaaknummer 225.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 588.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 20 en 29 maart 2013 en 2 mei 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechts-deurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 2 en 10 april 2013 en 29 mei 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 2 juli 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 4 juli 2013.

-           Bij brief, ingekomen op 17 juli 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 mei 2014 alwaar klager, diens gemachtigde en de gemachtigde van de gerechts-deurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 8 juli 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 12 juli 2012 is door de Officier van Justitie een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd. Deze titel heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 28 september 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager loonbeslag gelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft het loonbeslag nadien opgeschort, omdat er te weinig gelden onder het beslag vielen.

-           Op 12 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag roerende zaken gelegd. De openbare verkoop werd aangekondigd tegen         5 april 2013.

-           Op 16 maart 2013 heeft klager zijn bezwaar omtrent het beslag roerende zaken aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 19 maart 2013 op deze klacht gereageerd.

-           Omstreeks november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de onderhavige zaak aan het CJIB geretourneerd, omdat de termijn die voor het incasseren van de vordering stond was verstreken.

-           Bij brief van 23 mei 2014 heeft een medewerker van de Sociale Verzekeringsbank aan klager medegedeeld dat het door de gerechts-deurwaarder gelegde loonbeslag (nog) niet was opgeheven.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder niet dan wel niet tijdig op zijn e-mail van 16 maart 2013 heeft gereageerd;

b: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag roerende zaken heeft gelegd daar er reeds loonbeslag was gelegd;

c: de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op gereedschappen welke hij in de uitoefening van zijn werk nodig heeft;

d: de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op een computer die niet aan hem toebehoorde;

e: de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten niet in verhouding tot de hoofdsom staan;

f: de door de gerechtsdeurwaarder aangekondigde beslaglegging intimiderend over-kwam;

g: het beslag roerende zaken niet opweegt tegen de daarmee te behalen baten;

h: de door de gerechtsdeurwaarder aangezegde openbare verkoop roerende zaken geen doorgang heeft gevonden;

i: de gerechtsdeurwaarder het door de KBvG uitgebrachte preadvies heeft genegeerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel a overwogen dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij wel degelijk binnen een redelijke termijn op de in klachtonderdeel a genoemde e-mail van klager heeft gereageerd.

5.2 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel b overwogen dat als uitgangspunt geldt dat het de gerechtsdeurwaarder vrij staat om meerdere beslagen te leggen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

5.3 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel c overwogen dat klager zich op het standpunt heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op gereedschappen welke hij in de uitoefening van zijn beroep nodig heeft. Het was de verantwoordelijkheid van klager om deze stelling met bewijsstukken te onderbouwen. Nu klager dat heeft nagelaten, kan het de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat het beslag roerende zaken niet is opgeheven.

5.4 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel d overwogen dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarop een derde de eigendom pretendeert, het aan die derde is om zich tegen het beslag te verzetten. De enkele pretentie van derden noopt de gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken.

5.5 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel e overwogen dat een gerechtsdeurwaarder niet vooraf hoeft te onderzoeken of de kosten in verhouding staan tot de hoofdsom. Als dat wel het geval zou zijn, zouden kleinere vorderingen als de onderhavige in het geheel niet meer geïncasseerd kunnen worden. De executiekosten (betekening dwangbevel, beslaglegging, overbetekening, etc.) bestaan immers uit vaste bedragen. Pas wanneer de kosten bewust volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar dat kan in deze niet uit de overgelegde producties worden opgemaakt.

5.6 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel f overwogen dat de aankondiging van een beslag intimiderend mag overkomen. Zolang hieraan een executoriale titel ten grondslag ligt en de gerechtsdeurwaarder zich in beleefde termen uitlaat kan de gerechtsdeurwaarder daarvan geen verwijt worden gemaakt. In het onderhavige is er een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd en er is derhalve sprake van een executoriale titel. De gerechtsdeurwaarder is op grond daarvan gerechtigd tot het treffen van beslag-maatregelen.

5.7 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel g overwogen dat de klacht met betrekking tot de proportionaliteit van het gelegde beslag dient te worden gepasseerd. Bij het uitblijven van betaling moet de gerechtsdeurwaarder ook executiekosten maken om kleine bedragen te incasseren.

5.8 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel h overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de aangekondigde openbare verkoop heeft opgeschort om de onderhavige procedure af te wachten ten einde behoorlijk te kunnen handelen na afloop van deze procedure. Nu deze opschorting schriftelijk aan klager is mede-gedeeld is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen geen sprake.

5.9 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel i overwogen dat dit geen doel treft, omdat klager dit punt onvoldoende heeft onderbouwd.

5.10 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat zijn klachtpunten die in de beschikking ter behandeling zijn omschreven slechts een selectie is van alle 18 door hem geuite klachten. Deze selectie is volgens klager verkeerd geïnterpreteerd en gebagatelliseerd, omdat de zwaarstwegende onderdelen door de voorzitter zijn weggelaten. Klager stelt voorts dat op deze wijze geen recht wordt gedaan, omdat de voorzitter zijn klacht ten onrechte ongegrond heeft verklaard.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter  waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat het de voorzitter vrij staat om bij een grote hoeveelheid klachten samenhangende klachten samen te voegen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.