ECLI:NL:TGDKG:2014:100 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet144.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:100
Datum uitspraak: 03-06-2014
Datum publicatie: 13-06-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet144.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 juni 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 januari 2014 met zaaknummer 711.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 144.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 22 augustus 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 19 september 2013, heeft de gerechts-deurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 21 januari 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 januari 2014.

-           Bij brief, ingekomen op 29 januari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 april 2014 alwaar klager is verschenen.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft per e-mail van 22 april 2014 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en gereageerd op het verzet.

-           Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 3 juni 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-     Tegen klager is op 17 november 2005 een verstekvonnis gewezen. Hij is veroordeeld tot betaling van € 368,70 met rente en kosten. Een collega van de gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis op 6 december 2005 aan klager betekend, volgens het exploot door achterlating van de gesloten envelop. De gerechts-deurwaarder is begin 2010 belast met de executie daarvan. Op 17 oktober 2012 heeft hij ten laste van klager loonbeslag gelegd voor een bedrag van € 1.113,89. Op 5 december 2012 is de vordering voldaan en heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier gesloten.

-     Bij brief van 23 januari 2013 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder laten weten dat hij indertijd een betaling heeft gedaan aan de collega van de gerechtsdeurwaarder en dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte ook voor de kosten beslag heeft gelegd. Mede naar aanleiding hiervan heeft de gerechts-deurwaarder bij brief van 20 februari 2013 aan klager meegedeeld dat hem gebleken was dat zijn opdrachtgever niet had doorgegeven dat klager aan de  collega reeds € 400,00 had voldaan en dat dit bedrag voor restitutie in aanmerking komt.

4. De oorspronkelijke klacht

4.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - verkort samengevat - dat deze ten onrechte beslag heeft gelegd omdat hij de vordering en de kosten al had voldaan. Het dossier is al in 2007 gesloten door de gerechtsdeurwaarder die het dossier toen in behandeling had. Na de beslaglegging heeft klager contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder met het verzoek om hem te informeren over de vordering. Namens de gerechtsdeurwaarder is toegezegd dat hij geïnformeerd zou worden en dat de beslaglegging zou worden opgeschort. Beide toezeggingen is de gerechts-deurwaarder niet nagekomen.

4.2 Volgens klager dient de gerechtsdeurwaarder het gehele geïncasseerde bedrag terug te  betalen en niet slechts het bedrag van € 400,00. Hij verzoekt de Kamer te bepalen dat het gehele geïncasseerde bedrag aan hem wordt terugbetaald.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht het volgende overwogen: “De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Klager heeft pas na de beslaglegging de gerechtsdeurwaarder concreet op een eerdere betaling gewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarna voortvarend gehandeld. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in een eerder stadium meer dan het bedrag van € 400,00 heeft betaald en dat de beslaglegging onterecht was. Indien klager desondanks van mening blijft dat hij te veel heeft betaald aan de gerechtsdeurwaarder omdat hij de vordering aan de andere gerechtsdeurwaarder reeds zou hebben betaald, dient hij zich tot de gewone rechter te wenden. Het is niet aan de Kamer om daarover verder te beslissen.”

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder niet goed door zijn opdrachtgever was geïnformeerd kan hem worden toegerekend, omdat hij eerst duidelijkheid omtrent de vordering had moeten hebben voordat hij tot het nemen van executiemaatregelen overging. De gerechtsdeurwaarder heeft het teveel geïncasseerde bedrag niet aan klager terugbetaald.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Uit de door klager bij de klacht overgelegde opgave van [kantoor] van 22 januari 2013 blijkt dat klager destijds niet de gehele vordering heeft voldaan, maar dat er na de betaling van € 400,00 nog een restschuld openstond. De gerechtsdeurwaarder was derhalve gerechtigd om tot (verdere) executie van het verstekvonnis van 17 november 2005 over te gaan. Dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie geen rekening heeft gehouden met het reeds door klager betaalde bedrag, kan hem niet worden verweten, nu zijn opdrachtgever hem daarover niet geïnformeerd had. De gerechtsdeurwaarder heeft bovendien terecht gehandeld door het teveel geïncasseerde bedrag terug te storten op de rekening van de werkgever van klager, nu klager zijn rekeningnummer ondanks een verzoek van de gerechtsdeurwaarder niet had doorgegeven.

7.2 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer verder niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.