ECLI:NL:TDIVTC:2014:48 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2013/39

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2014:48
Datum uitspraak: 25-09-2014
Datum publicatie: 21-11-2014
Zaaknummer(s): 2013/39
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht ziet op het afgeven van  een gezondheidsverklaring met betrekking  tot een kat die niet tevoren zou zijn onderzocht. Ongegrond.

X,     klaagster,  

tegen

Y,     beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juli 2014. Bij die gelegenheid is alleen klaagster verschenen.

2. DE KLACHT

De klacht komt er op neer dat beklaagde met betrekking tot de kat van klaagster een gezondheidsverklaring heeft afgegeven zonder de kat te hebben onderzocht, naast dat zij zou hebben geweigerd patiëntinformatie te verstrekken aan de opvolgend dierenartsenpraktijk.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de kat van klaagster, een Europese Korthaar. 

3.2. De kat, die uit een asiel kwam en aldaar XXXXX werd genoemd, is volgens het vaccinatieboekje op 23 februari 2012 klinisch onderzocht en gevaccineerd. In het vaccinatieboekje zijn geen afwijkingen of bijzonderheden vermeld.

3.3. Klaagster heeft de kat op 8 juni 2012 van het asiel gekocht. Op 12 en 19 september 2012 hebben er consulten plaatsgevonden bij beklaagde in verband met een oogbeschadiging. Op 12 oktober 2012 is klaagster met haar kat bij beklaagde geweest voor een fluoresceïne test en oogcontrole. Bij een consult op 30 oktober 2012 heeft beklaagde enig tandsteen verwijderd en zijn er gebitselementen gepolijst.

3.4. Op 22 december 2012 heeft een consult bij een andere dierenarts plaatsgevonden. Deze dierenarts heeft geconcludeerd dat er bij de kat sprake was van een grote wond aan de rechter voorpoot ter hoogte van de duimnagel. De wond was overwoekerd met huid. In de patiëntenkaart van deze dierenarts wordt verder onder meer melding gemaakt van mogelijke artrose aan de heupen, spondylose en een doffe vacht.

3.5. De kat is op 24 december 2012 in een dierenziekenhuis operatief behandeld aan een ingegroeide nagel. Bij controle nadien bleek de wond ontstoken en in verband daarmee is een antibioticumkuur voorgeschreven c.q. verlengd. Op 5 januari 2013 is de kat in dit dierziekenhuis onderzocht wegens obstipatie. Gelet op het feit dat de kat ook niet of moeilijk kon plassen en bij onderzoek werd geconstateerd dat er sprake was van veel blaasgruis, is besloten de kat in het dierziekenhuis op te nemen.

3.6. Op 8 januari 2013 is in het dierziekenhuis vastgesteld dat de kat op zijn tenen liep en zijn pas verkortte. Daarnaast bleef de voorpoot ontstoken, bleek een verminderde traanproductie terzake het rechteroog en hielden de blaasproblemen aan. In verband met de ernst van de situatie heeft klaagster op enig moment richting het asiel afstand van de kat gedaan. In overleg tussen het asiel en de betrokken dierenarts is besloten om de kat in te laten slapen.

4. HET VERWEER 

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Ter beoordeling ligt voor of beklaagde bij de behandeling van de kat van klaagster veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.2. Klaagster heeft gesteld althans gesuggereerd dat beklaagde een gezondheidsverklaring d.d. 23 februari 2012 heeft opgesteld terwijl ze de kat niet heeft onderzocht en dat beklaagde dit zou hebben toegegeven bij een gesprek op 11 januari 2013. Beklaagde heeft zulks betwist en gesteld dat bij het door haar verrichte klinisch onderzoek van de kat op 23 februari 2012 een medewerker van het asiel aanwezig was, hetgeen zij in dupliek met een schriftelijke verklaring heeft onderbouwd.  Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door beklaagde en het feit dat haar bevindingen in de patiënteninformatie zijn beschreven, naast dat een leeftijd van de kat in het vaccinatieboekje is genoteerd, hetgeen impliceert dat de kat is gezien, wordt de stelling van klaagster als onvoldoende onderbouwd afgewezen, waar ook de beweerdelijke erkenning ervan niet is komen vast te staan. Gelet op de tegenstrijdige verklaringen kan door het college in ieder geval niet worden aangenomen dat beklaagde de kat op 23 februari 2012 niet zou hebben onderzocht, zodat dit klachtonderdeel wordt afgewezen.

5.3. Met verwijzing naar hetgeen de opvolgend dierenarts ongeveer een half jaar na de aanschaf van de kat heeft geconstateerd – wond aan rechter voorpoot, artrose aan de heupen, doffe vacht-  heeft klaagster zich op het standpunt gesteld dat beklaagde op 23 februari 2012 een gezondheidsverklaring heeft afgegeven die niet waarheidsgetrouw was. Beklaagde wordt ook verweten dat in het vaccinatieboekje een onjuiste leeftijd is genoteerd – neerkomend op 1 jaar en 4 maanden- terwijl in het dierziekenhuis waar de kat nadien is behandeld de leeftijd van de kat op 5 jaar werd geschat.

5.4. Beklaagde heeft gesteld dat er bij het klinisch onderzoek op 23 februari 2012 geen aanwijzingen waren die op de nadien geconstateerde problemen wezen. Volgens beklaagde verkeerde de kat op dat moment in een uitstekende conditie en heeft zij alleen vastgesteld dat de kat wat vreemd liep en af en toe door zijn voorpootjes knikte, maar dat haar onderzoek niet uitwees dat de pootjes gebroken waren geweest. De voorpootjes zijn een week nadien, op 1 maart 2012, opnieuw gecontroleerd, waarbij werd vastgesteld dat de kat er geen hinder, pijn of bewegingsbeperkingen van ondervond en zich er goed mee kon redden. Gelet hierop en mede gelet op het feit dat de eigenaar van de kat –het asiel- daar ook niet om had verzocht, valt naar het oordeel van het college te billijken althans wordt tuchtrechtelijk niet verwijtbaar geacht dat er op dat moment geen nader onderzoek is ingesteld. Hier komt bij dat in plaatsingsovereenkomst en de daarbij meegegeven patiënteninformatie van deze afwijking ook melding is gemaakt en klaagster daar bij de aankoop van de kat ook van op de hoogte was.

5.5. Het kan naar het oordeel van het college voorts niet uitgesloten worden geacht dat de bij de opvolgend dierenartsen geconstateerde problemen (o.a. ingegroeide duimnagel, bekkenproblemen, doffe vacht) ook eerst nadien zijn ontstaan en dus niet door beklaagde konden worden vastgesteld op 23 februari 2012. Daarbij tekent het college aan dat klaagster in september en oktober 2012 nog een aantal keren bij beklaagde op consult is geweest voor een oogbeschadiging (waarbij bij het laatste consult ook enig tandsteen is verwijderd en elementen zijn gepolijst), maar niet voor de problemen die door de opvolgend dierenartsen zijn geconstateerd. Hiernaast geldt naar het oordeel van het college dat het lastig kan zijn om zonder voorinformatie de leeftijd van een kat in te schatten, waar het bij gebreke van nadere informatie te dier zake ook de vraag is of en in hoeverre de inschatting van de leeftijd door de opvolgende dierenarts juist is geweest en welke redenering daaraan ten grondslag heeft gelegen. Ook voor wat betreft de in het vaccinatieboekje vermelde leeftijd van de kat ziet het college dan ook onvoldoende grond beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt te moeten maken, met de aantekening dat wel wordt aanbevolen om aan te geven als een vermelde leeftijd een inschatting betreft.

5.6. Wat betreft het verwijt van klaagster dat beklaagde geweigerd heeft om patiëntinformatie aan haar c.q. de opvolgende dierenartsen aan te leveren, heeft beklaagde gesteld dat op de praktijk gebeld werd door het genoemde dierziekenhuis met het verzoek om patiëntinformatie en dat de

assistente en zijzelf de gevraagde informatie eerstens telefonisch hebben doorgegeven. Volgens beklaagde heeft zij later die dag nog informatie per e-mail verstuurd en verkeerde zij in de veronderstelling dat die informatie het dierziekenhuis had bereikt, maar bleek later dat dit door een typefout met betrekking tot het e-mailadres niet het geval was, waar zij echter geen foutmelding van had gekregen.  Bij gebreke van aanwijzingen die op het tegendeel duiden, gaat het college er niet vanuit dat hier sprake is geweest van onwil of van kwade opzet, zodat niet wordt aangenomen dat beklaagde informatie achter wilde houden. Ook dit klachtonderdeel wordt daarom afgewezen.

5.7. De conclusie is dan dat naar het oordeel van het college niet is komen vast te staan dat beklaagde veterinair nalatig of verwijtbaar handelen kan worden verweten. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING 

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, mw. drs. M. Lockhorst, mw. drs. B.J.A. Langhorst-Mak en drs. M.Ph.J. Hovius, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2014 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.