ECLI:NL:TDIVTC:2014:26 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/151

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2014:26
Datum uitspraak: 22-05-2014
Datum publicatie: 17-06-2014
Zaaknummer(s): 2012/151
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Hond met epileptische aanval krijgt tijdens een nachtdienst geen nader onderzoek aangeboden, hetgeen wel in de rede had gelegen. Het college is er vanuit gegaan dat de assistente die klager die nacht te woord heeft gestaan, onder verantwoordelijkheid van beklaagde heeft gehandeld. Gegrond met waarschuwing.

X,      klager

tegen

Y,     beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift en de repliek. Beklaagde heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot dupliek. Partijen zijn bij aangetekend schrijven opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 20 maart 2014. Klager heeft zich hiervoor afgemeld. Beklaagde is niet verschenen en heeft zich ook niet voor de zitting afgemeld.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, samengevat, dat de hond van klager, die met een epileptische aanval kampte, tijdens een nachtdienst niet de medische hulp heeft gekregen die nodig was.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klager, een Drentse Patrijshond, geboren op 27 november 2000. in de nacht van 18 november 2012 kreeg de hond omstreeks 3:00  uur in de nacht een epileptische aanval. Omdat deze aanval op dat moment reeds ongeveer 25 minuten voortduurde, heeft klager omstreeks 3.30 uur de dienstdoende praktijk van beklaagde gebeld en, omdat er niet werd opgenomen, een voicemailbericht ingesproken. Beklaagde is kort daarna terug gebeld door een dierenartsassistente van de praktijk.   

3.2. In het telefoongesprek tussen de dierenartsassistente en klager is aan de orde geweest dat  klager bekend was met lichte epileptische aanvallen bij zijn hond en is gesproken over de medicatie die hij in huis had. Klager heeft aangegeven dat hij ervaring had met kortdurende epilepsieaanvallen bij zijn hond en dat hij op dat moment reeds tweemaal Stesolid, een middel tegen epilepsie, had gegeven, waarop de dierenartsassistente adviseerde om nog een keer Stesolid toe te dienen en om de hond in een donkere ruimte te plaatsen.

3.3. De hond van klager is omstreeks 5:00 uur in de ochtend overleden. Korte tijd na dat overlijden heeft klager de praktijk van beklaagde gebeld en een voicemailbericht ingesproken met de mededeling dat zijn hond was overleden. De dierenartsassistente heeft klager die ochtend omstreeks 11.45 uur terug gebeld.

3.4. Klager stelt zich op het standpunt dat er die bewuste nacht niet de medische zorg aan zijn hond is verleend die het dier nodig had, stellende dat hij heeft gevraagd om een nader onderzoek en een visite aan huis, waarop echter niet werd ingegaan.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager. 

5.2. In hetgeen klager in de stukken naar voren heeft gebracht blijkt dat hij ermee bekend was dat zijn hond eens in de zoveel tijd (circa 1 keer per 4 weken) een kortdurende epilepsieaanval van ongeveer 5 minuten had. Klager heeft met zoveel woorden gesteld dat het deze keer echter anders verliep en de aanval maar bleef voortduren, reden waarom hij de dienstdoende praktijk heeft gebeld. Vast staat dat tijdens het telefoongesprek door klager aan de dierenartsassistente kenbaar is gemaakt dat de hond al nagenoeg een half uur een epileptische aanval had, en dat de assistente heeft geadviseerd om de hond nogmaals Stesolid te geven en in een donkere ruimte te plaatsen. Uit de stukken blijkt niet dat is aangeboden met de hond naar de praktijk te komen of een visite af te leggen althans de hond te onderzoeken, waar volgens klager wel om is verzocht.  Verder is niet gebleken dat aan klager kenbaar is gemaakt om terug te bellen als de situatie zou verslechteren.

5.3. Naar het oordeel van het college had in het onderhavige geval nader onderzoek behoren te worden aangeboden. Bij een epileptische aanval van een zodanige duur als hier het geval is geweest en zoals ook aan de assistente is gemeld kan, gelet op de ernst van een dergelijke situatie en nu al twee keer Stelosid was toegediend, niet worden volstaan met het advies om de hond nog een keer Stelosid te geven en in een donkere ruimte te laten, overigens nog daargelaten dat niet is kunnen blijken dat is gemeld om bij aanhoudende klachten opnieuw contact op te nemen. Aldus is het college van oordeel dat het in de rede had gelegen dat in de bewuste nacht onderzoek was aangeboden, hetzij op de praktijk, hetzij bij klager thuis. Door dit na te laten is een te afwachtende houding aangenomen en heeft de hond niet de medische zorg gekregen die op dat moment had behoren te worden verleend c.q. had behoren te worden aangeboden.

5.4. Het college heeft vastgesteld dat klager zijn klacht heeft gericht tegen beklaagde. Uit de stukken is gebleken dat klager de bewuste nacht alleen met de assistente van beklaagde heeft gesproken. Uit het verweer werd niet geheel duidelijk of de dierenartsassistente na overleg met en onder verantwoordelijkheid van beklaagde had gehandeld. Aangezien klager in zijn klaagschrift aangaf dat de assistente tegenover hem had aangegeven dat zij die nacht over de kwestie contact met haar baas had gehad, heeft het college beklaagde na zijn verweer meermaals en ook bij aangetekend schrijven verzocht hieromtrent helderheid te verschaffen en in het geval de assistente op persoonlijke titel en zelfstandig adviezen zou hebben gegeven, een toelichting te geven op de verdeling van de bevoegdheden (in relatie tot de dierenarts) tijdens een nachtdienst.

5.5. De schriftelijk aan beklaagde gevraagde informatie is door hem niet verstrekt. Het college heeft beklaagde schriftelijk te kennen gegeven dat het college er, gelet op het uitblijven van de gevraagde reactie in combinatie met de inhoud van de tot dan ingebrachte stukken, vooralsnog vanuit ging dat het advies aan klager onder zijn verantwoordelijkheid als dienstdoende dierenarts die nacht is gegeven. Ook hierop heeft beklaagde niet gereageerd. Beklaagde is verder per aangetekende brief opgeroepen voor een mondelinge behandeling, maar is zonder bericht niet verschenen en heeft ook geen gebruik gemaakt van de in de uitnodigingsbrief geboden mogelijkheid om uitstel van de mondelinge behandeling te verzoeken. Nu beklaagde op geen enkele wijze heeft gereageerd op de hem voorgelegde vragen, is het college van oordeel dat zulks voor zijn rekening en risico dient te komen en wordt er vanuit gegaan dat de betreffende assistente onder zijn verantwoordelijkheid heeft gehandeld, zodat haar handelen beklaagde wordt toegerekend. In de omstandigheden van het geval en rekening houdend met een reeds eerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregel, acht het college een berisping een passende en geboden maatregel.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een berisping als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub b van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak en drs. B.G. Tillema, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2014, door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.