ECLI:NL:TDIVBC:2014:5 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2013/12

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2014:5
Datum uitspraak: 09-04-2014
Datum publicatie: 23-07-2014
Zaaknummer(s): VB 2013/12
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Begandeling hond, een Franse Bulldog, geboren op 29 september 2005, die slecht at, gal spuwde en vaak met een kromme rug liep.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 9 april 2014

in de zaak VB 13/12 van

X, wonende te A,

klaagster in eerste aanleg, appellante van een uitspraak

van 17 september 2013 van het Veterinair Tuchtcollege (2012/57 en 103),

hierna te noemen: klaagster,

tegen

Y en mw. Z , dierenartsen te B,

beklaagden in eerste aanleg, verweerders in hoger beroep,

hierna te noemen: Y dierenarts A en Z dierenarts B, samen de dierenartsen.                      

1      Het geding in beroep

Bij een op 3 oktober 2013 bij het Veterinair Beroepscollege ingekomen beroepschrift is klaagster in beroep gekomen tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van

17 september 2013, waarbij haar klacht tegen dierenarts A niet ontvankelijk is verklaard en die tegen dierenarts B ongegrond . De dierenartsen  hebben hierop schriftelijk gereageerd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 31 januari 2014, waar klaagster en de dierenartsen hun standpunten hebben toegelicht.

Hierna is de uitspraak bepaald.

2       De feiten

2.1. Op 27 februari 2012 heeft klaagster haar hond, een Franse Bulldog Rocco (geboren op 29 september 2005) ter behandeling aangeboden aan dierenarts B, werkzaam in Dierenartsenpraktijk  Horst e.o.. De hond at slecht, had meer keren gal gespuugd,  was afgevallen en liep vaker dan daarvoor met een kromme rug. Omdat de dierenarts uit klinisch onderzoek geen duidelijk beeld kreeg van wat de hond mankeerde, heeft zij in overleg met klaagster besloten een bloedonderzoek te doen. Hierna is klaagster met de hond naar huis vertrokken. Uit het onderzoek kwamen verhoogde nier- en leverwaarden naar voren, die blijkens de patiëntenkaart zouden kunnen wijzen op onder meer nierfalen. ’s Middags is klaagster deze uitslag meegedeeld. Bij die gelegenheid heeft dierenarts B heeft klaagster  voorgesteld de volgende dag  terug te komen voor een echo van het abdomen en urineonderzoek.

2.2 De volgende dag, op 28 februari in de ochtend heeft klaagster de hond voor nader onderzoek aangeboden aan dierenarts B, die de uitslagen van de vorige dag opnieuw met klaagster heeft besproken. Daarna heeft dierenarts B de zorg en verdere behandeling van de hond overgedragen aan andere in de dezelfde praktijk werkzame dierenartsen. In verband met het nadere onderzoek is de hond op de praktijk achtergebleven. Uit de echo kwamen geen bijzonderheden naar voren. Opnieuw werden verhoogde nier- en leverwaarden vastgesteld. De hond is aan een infuus gelegd om de nierwaarden te verlagen.

2.3 Vroeger dan afgesproken heeft klaagster zich in de ochtend van 29 februari op de praktijk gemeld. Het hok waarin Rocco de nacht had doorgebracht was toen nog niet schoongemaakt.  Klaagster heeft toen Rocco meteen meegenomen.

2.4 Blijkens de patiëntenkaart is er op 2 maart vanuit de dierenartsenpraktijk contact geweest met klaagster die meedeelde dat Rocco weer wat aan het eten was, dit binnen hield en de ontlasting weer normaal was, klaagster zich tot dan toe tevreden toonde, met de afspraak over 10 dagen langs te komen voor een herhaald bloedonderzoek.

2.5 Op 6 maart 2012 heeft klaagster zich in een aan de dierenartsenpraktijk gerichte email onder meer beklaagd over het feit dat toen zij de hond mee naar huis nam er nog steeds geen diagnose en prognose was.  Na een telefonisch contact met klaagster op 16 april is op haar klacht door dierenarts A op 20 april onder toezending van de patiëntenkaart gereageerd.

2.6 Op 12 maart 2012 heeft klaagster zich aan de balie van dierenkliniek De Postwagen gemeld, met de mededeling dat zij de behandeling in de dierenartsenpraktijk  Horst niet vertrouwde. Op 2 april daaropvolgend heeft klaagster de hond ter behandeling aan  dierenkliniek De Postwagen aangeboden. De hond bleek verzwakt. Bij onderzoek bleken de nierwaarden ten opzichte van het eerdere onderzoek opnieuw verhoogd. De patiëntenkaart vermeldt  verder:

“ eigenaar kijkt het een paar dgn aan … prognose is hoe dan ook gereserveerd. Wsl binnenkort euth.”

2.7  De hond is op 25 april 2012 overleden. Er heeft geen sectie plaatsgevonden.

3.      De beoordeling van het beroep

3.1 Klaagster beklaagt zich in beroep over de gang van zaken in eerste aanleg.

Dienaangaande wordt het volgende overwogen.

3.2   Nadat klaagster in eerste instantie alleen dierenarts A in haar klacht had betrokken, heeft zij, toen deze stelde niet betrokken te zijn geweest bij de in de klacht aangekaarte handelwijze, daartoe in de gelegenheid gesteld, haar klacht uitgebreid met één jegens dierenarts B. Het Veterinair Tuchtcollege heeft op de klacht tegen dierenarts A beslist nadat partijen voor re- respectievelijk dupliek hadden gediend. Ten aanzien van de klacht tegen dierenarts B heeft het Veterinair Tuchtcollege overwogen dat klaagster na haar verweerschrift  geen gebruik heeft gemaakt van de haar geboden gelegenheid tot repliek. Hierna heeft het Veterinair Tuchtcollege de beide zaken, zonder mondelinge behandeling,  in raadkamer besproken waarna uitspraak is gevolgd.

3.2 Ten aanzien van de klacht tegen dierenarts A heeft het Veterinair Tuchtcollege zijn beslissing als volgt gemotiveerd, waarbij deze dierenarts is aangeduid met beklaagde

sub 1:

“ Na afronding van de schriftelijke fase is vastgesteld dat tegen beklaagde sub 1 weliswaar een klacht is ingediend, maar dat uit het verweer niet blijkt dat hij enig veterinair handeling heeft verricht ten aanzien van de hond van klaagster. Als door beklaagde sub 1 onweersproken gesteld gaat het college er vanuit dat beklaagde sub 1 de hond zelf niet heeft gezien, ontmoet of behandeld en als praktijkeigenaar alleen telefonisch en per e-mail contact heeft gehad met klaagster om uitleg te geven over de gang van zaken. Dit brengt mee dat de klacht tegen beklaagde sub 1 niet-ontvankelijk wordt verklaard”.

3.3 Kennelijk heeft het Veterinair Tuchtcollege met deze handelwijze het oog gehad op zijn bevoegdheid om ingevolge art. 29 lid 3 WUD in een geval als dit, waarbij is gebleken dat de klacht onmiskenbaar ongegrond is bij gebreke van betrokkenheid van dierenarts A,  om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling.

Naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege kon het Tuchtcollege van deze bevoegdheid in de gegeven situatie gebruik maken en is klaagster hierdoor ook niet in haar verdediging geschaad. Ook in beroep heeft klaagster jegens dierenarts A geen concreet tuchtrechtelijk relevant verwijt kenbaar gemaakt en zijn te zijnen aanzien geen nieuwe feiten en omstandigheden gebleken dan die waarop het Veterinair Tuchtcollege heeft beslist.

Ten aanzien van dierenarts A wordt daarom het beroep verworpen.

3.4 Ten aanzien van dierenarts B wordt in beroep het volgende overwogen.

Anders dan het Veterinair  Tuchtcollege heeft aangenomen, is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat klaagster wel van repliek heeft gediend. Bij op een

27 december 2012 ingekomen brief  heeft zij immers het Tuchtcollege kenbaar gemaakt niets meer toe te voegen te hebben aan de klacht. Hierop heeft dierenarts B bij brief van

9 april 2013 nog gereageerd.

Dit betekent dat een schriftelijke afdoening zonder mondelinge behandeling in dit geval niet voor de hand lag. Ook hier blijkt evenwel niet dat klaagster door deze gang van zaken in haar verdediging is geschaad. Het Tuchtcollege heeft immers gemotiveerd op haar klachten jegens deze dierenarts beslist en te dien aanzien als volgt overwogen, dierenarts B aanduidend met beklaagde sub 2:

“ 5.6. Beklaagde sub 2 wordt verweten dat zij veterinair tekort is geschoten in de behandeling van de hond. Nu beklaagde sub 2 blijkens de stukken alleen op 27 februari 2012 betrokken is geweest bij de behandeling van de hond, dient die behandeling bij de beoordeling centraal te staan. Op 28 februari 2012 heeft beklaagde sub 2 klaagster in de ochtend gesproken, maar ze heeft daarna de hond aan collega’s overgedragen en is die dag en daarna zelf niet meer betrokken geweest bij de behandeling, zodat zij daar in tuchtrechtelijke zin ook niet op kan worden aangesproken.

5.7. Gebleken is dat beklaagde sub 2 op 27 februari 2012 een klinisch onderzoek en een bloedonderzoek heeft uitgevoerd. Uit het klinisch onderzoek kwam geen duidelijke oorzaak voor de klachten naar voren. De resultaten van het bloedonderzoek toonden weliswaar afwijkende nier- en leverwaarden, maar die waren op dat moment niet van zodanig ernstig aard of zodanig verontrustend, dat zij naar het oordeel van het college terstond nadere actie had moeten ondernemen. Het college kan zich vinden in het advies van beklaagde sub 2 klaagster om nader onderzoek te laten uitvoeren naar de oorzaak van de klachten in de vorm van een echo van het abdomen en een urineonderzoek. Bij de feitelijke onderzoeken, die de volgende dag zijn uitgevoerd, is beklaagde sub 2 zelf niet meer betrokken geweest.

5.8. Voor de beoordeling is verder niet onbelangrijk dat de hond eerst ongeveer twee maanden na het consult bij beklaagde sub 2 is overleden en dat er geen sectie is verricht, zodat de precieze doodsoorzaak niet is komen vast te staan. Er kan dus geen oorzakelijk verband worden aangenomen tussen het handelen van beklaagde sub 2 en het overlijden van de hond. Ten overvloede wordt nog overwogen dat, hoewel beklaagde sub 2 zelf niet verantwoordelijk was voor de nazorg, in zijn algemeenheid niet van dierenartsenpraktijken kan worden gevergd dat er bij opname van dieren 24-uurs observatie plaatsvindt. Het feit dat er tijdens de opname maar één keer in de nacht is gecontroleerd en dat de hond door klaagster in de ochtend vies en onder de diarree werd aangetroffen, rechtvaardigt niet de conclusie dat hier sprake is geweest van een veterinair tekortschieten in de medische zorg voor de hond, waarbij herhaald zij dat niet is gebleken dat beklaagde sub 2 persoonlijk voor de nazorg verantwoordelijk was.

5.9. Op grond van het vorenstaande komt het college tot de slotsom dat niet is komen vast te staan althans dat er te weinig aanleiding is om beklaagde sub 2 te verwijten dat zij in diergeneeskundige zin tekort is geschoten in de zorg die zij jegens de hond van klaagster diende te betrachten. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.”

3.5 In beroep heeft klaagster geen nieuwe feiten ten aanzien van dierenarts B aangevoerd, die als een tuchtrechtelijk relevant verwijt zijn op te vatten. Het Veterinair Beroepscollege kan zich voor het overige vinden in de motivering van het Tuchtcollege.

Dierenarts B heeft er ter zitting in beroep nog op gewezen dat het door haar collega’s uitgevoerde aanvullende onderzoek op 28 februari wees op een mogelijke

nierbekkenontsteking hetgeen met klaagster is gecommuniceerd, zoals ook blijkt uit de goed gedocumenteerde patiëntenkaart en waarvoor een injectie met een antibioticum gegeven is en haar dieetvoer is meegegeven. Een en ander is door klaagster niet weersproken. Voor zover klaagster nog heeft gesteld dat Rocco met een nierbekkenontsteking niet in een nachthok op een koude vloer had mogen verblijven, heeft dierenarts A aangevoerd dat het nachthok van Rocco was voorzien van vloerverwarming. Daarmee heeft klaagster ook dit verwijt, dat overigens dierenarts B niet raakt, niet aannemelijk gemaakt.

3.6 Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook het beroep tegen dierenarts B dient te worden verworpen.

4         De beslissing

Het Veterinair Beroepscollege:

- verwerpt het beroep tegen dierenarts A en dierenarts B.

Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mr. G. van der Wiel,

mr. J.M. Willi nk, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. L.A.J. Smeenk (dierenarts), in tegenwoordigheid van mr. C.M. Lubbers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 9 april 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

w.g. secretaris                                                                        w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris