ECLI:NL:TDIVBC:2014:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2013-06

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2014:1
Datum uitspraak: 31-01-2014
Datum publicatie: 27-03-2014
Zaaknummer(s): VB 2013-06
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Onderzoek kat (geboren 7 juni 2007), die bloed met speeksel braakte, met vermoeden dat de kat iets had ingeslikt.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 31 januari 2014

in de zaak VB 13/06 van

X, dierenarts te A,                              

beklaagde in eerste aanleg, appellant van een uitspraak

van 25 april 2013 van het Veterinair Tuchtcollege (2012/5),

hierna te noemen: de dierenarts.

tegen

Y, wonend te B,

klaagster in eerste aanleg, geïntimeerde in hoger beroep,

hierna te noemen: klaagster.

1      Het geding

Bij haar op 5 juni 2013 ingekomen beroepschrift is de dierenarts bij het Veterinair Beroepscollege in beroep gekomen tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 25 april 2013, waarbij de klacht tegen hem deels gegrond is verklaard en aan hem een waarschuwing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de uitoefening van diergeneeskunde 1990 is gegeven .

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 21 november 2013, waar de dierenarts en klaagster hun standpunten hebben toegelicht.

Hierna is de uitspraak bepaald.

2        De feiten

2.1     Op vrijdagavond 30 september 2011 heeft klaagster de dierenarts geconsulteerd omdat haar kat Stuiter (geboren op 7 juni 2007) bloed met speeksel braakte, met het vermoeden dat de kat iets had ingeslikt. Lichamelijk onderzoek door de dierenarts noch bekinspectie leverden bijzonderheden op. Blijkens de patiëntenkaart vermoedde de dierenarts een gastritis waarvoor hij medicatie voorschreef. Hierna is klaagster met de kat naar huis teruggekeerd.

2.2     Toen de kat steeds zieker werd en bloed bleef braken, heeft klaagster de dierenarts op zaterdag 1 oktober 2011 opnieuw geconsulteerd. Op verdenking van een ingeslikt corpus alienum heeft de dierenarts toen een röntgenfoto van het abdomen gemaakt.  Op deze foto waren volgens de dierenarts geen bijzonderheden waar te nemen. De dierenarts heeft besloten de ingestelde therapie met medicatie voort te zetten. Klaagster is met de kat naar huis teruggekeerd.

2.3     Op zondag 2 oktober omstreeks 13.00 uur heeft klaagster de dierenarts de ernstig zieke kat opnieuw aangeboden. De dierenarts heeft toen vastgesteld dat de kat een soepele normale buik had, geen pijn signalen vertoonde, de temperatuur in orde was en geen sprake was van uitdroging. Op verdenking van een corpus alienum heeft de dierenarts opnieuw een röntgenfoto gemaakt nadat hij de kat vloeibare bariumpap had ingegeven. In afwachting van het ontwikkelen van de foto is klaagster met de kat naar huis vertrokken met in elk geval de afspraak dat zij hem zou bellen als de kat had gebraakt. Tegen 15.00 uur dezelfde middag heeft de dierenarts klaagster telefonisch meegedeeld dat hij op de foto geen bijzonderheden had waargenomen. Klaagster informeerde de dierenarts dat de kat nog niet had gebraakt. Later die dag heeft de kat gebraakt. Klaagster heeft toen de dierenarts niet gebeld.

2.4     Klaagster heeft op maandag 3 oktober 2011 voor een second opinion een andere dierenarts geconsulteerd. Deze heeft vastgesteld dat bij de kat rond de tongbasis een draad zichtbaar was. Omdat de dierenarts vermoedde dat de draad veel schade in de darmen had veroorzaakt, heeft hij de kat nog diezelfde dag geopereerd. Tijdens die operatie bleek de draad tot in de dikke darm door te lopen en moest het darmkanaal op enkele plaatsen worden geopend, waarbij een kluwen borduurgaren is aangetroffen die (deels in stukjes) is verwijderd. Het betrof borduurgaren van katoen, felrood van kleur met een lengte van 10 meter. Stuiter is kort daarop overleden.

3        De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege

3.1     Klaagster heeft een klacht ingediend bij het Veterinair Tuchtcollege tegen de dierenarts met -verkort, zakelijk en voor zover in beroep nog van belang- de volgende verwijten:

a) de dierenarts heeft van meet af aan de diagnose gemist; hij had de rode draad om de tong van de kat zelf moeten waarnemen;

b) de dierenarts heeft een verkeerde behandeling ingezet, waardoor de kat onnodig heeft geleden.

3.2     De dierenarts heeft de klacht gemotiveerd bestreden.

3.3     In zijn uitspraak heeft het Veterinair Tuchtcollege de klacht sub a) ongegrond verklaard en geoordeeld dat de dierenarts bij de consultatie op 30 september en 1 oktober 2011 veterinair niet onjuist heeft gehandeld.

Met betrekking tot de consultatie op zondag 2 oktober heeft het college als volgt overwogen (de dierenarts als beklaagde aanduidend):

“….

5.5. Voorts mag worden aangenomen dat beklaagde de tong van de kat bij het ingeven van de bariumvloeistof bij het consult op zondag 2 oktober 2011 goed moet hebben kunnen zien. Beklaagde heeft bij geen van de inspecties draad om de tongbasis van de kat gesignaleerd. Nu achteraf is gebleken dat de kat rood katoenen borduurgaren had ingeslikt, dat alleen al vanwege de kleur bij inspectie had moeten zijn opgevallen en de kat bovendien op zondagmiddag zonder dwang bariumpap heeft geslikt, is het college met beklaagde van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat het garen pas later, na thuiskomst van het consult op zondag deels is uitgebraakt en vervolgens door de kat weer is ingeslikt, waarbij een deel zich vervolgens om de tongbasis van de kat heeft heengeslagen. Aldus is niet komen vast te staan dat beklaagde kan worden verweten dat hij het garen om de tongbasis van de kat niet heeft gezien.

5.6. Het college kan beklaagde verder volgen waar hij op zaterdag 1 oktober 2011 op verdenking van een corpus alienum een röntgenfoto van het abdomen heeft gemaakt en dit de volgende dag, op zondag 2 oktober 2011, met contrastmiddel in de vorm van bariumpap heeft herhaald. Hoewel beide opnames geen bijzonderheden opleverden, is het college van oordeel dat beklaagde na het laatste contact op zondag 2 oktober 2011 veterinair onjuist heeft gehandeld door klaagster naar huis te sturen met de enkele advies dat zij terug diende te komen als de toestand van de kat zou verslechteren. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde met dit advies het initiatief tot verder handelen te zeer en ten onrechte bij klaagster gelegd. Beklaagde had een corpus alienum op de eerste plaats in zijn differentiaaldiagnose en om die reden de kat contrastvloeistof toegediend. Gelet hierop had het naar het oordeel van het college in ieder geval in de rede gelegen de loop van die contrastvloeistof gedurende de daarop volgende uren te volgen. Beklaagde had daarvoor tijdens het bewuste consult een gerichte afspraak dienen te maken om vervolgens op basis van de dan verkregen gegevens het verdere verloop van het behandeltraject te bepalen. Door dit niet te doen en het initiatief tot een vervolgafspraak bij klaagster te leggen, in de wetenschap dat de kat ernstig ziek was, heeft beklaagde naar het oordeel van het college aldus niet de zorg verleend die hij jegens de kat had behoren te betrachten. De klacht is in zoverre gegrond en het college acht het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.”

4        De beoordeling van het beroep

4.1     Het beroep van de dierenarts richt zich tegen rechtsoverweging 5.6 van het Veterinair Tuchtcollege. Hij meent ook in de nazorg op zondag 2 oktober 2011 veterinair niet onjuist gehandeld te hebben.

Hij stelt dat hij tijdens het consult van 13.00 uur met klaagster de vervolgstappen heeft besproken waarna klaagster met de kat naar huis is vertrokken met de afspraak hem te bellen als de kat zou braken of de situatie van de kat zou verslechteren. In beroep heeft de dierenarts ter zitting meegedeeld dat hij een volgende foto had willen maken als de kat had gebraakt en zo niet dat hij dit een paar uur later had willen doen. Met het oog op dit voornemen heeft hij klaagster om 15.00 uur gebeld. Daarbij heeft hij klaagster de uitslag van de foto gemeld en toen bleek dat de kat nog niet had gebraakt, heeft hij klaagster verzocht hem te bellen zodra dat wel het geval was, of in elk geval tegen 18.00 uur om dan opnieuw een röntgenfoto te maken. Dat klaagster dit vervolgens heeft nagelaten, kan hem niet worden toegerekend, aldus de dierenarts.

4.2     In dit verweer kan het Veterinair Beroepscollege de dierenarts niet volgen. Het college is met het Veterinair Tuchtcollege van oordeel dat de dierenarts op 2 oktober 2011 niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van hem als redelijk handelend en redelijk bekwaam dierenarts had mogen worden verwacht. Het Veterinair Beroepscollege neemt daarbij het volgende in aanmerking, er daarbij -zoals het Veterinair Tuchtcollege heeft overwogen- van uitgaande dat de draad bij het consult om 13.00 uur niet zichtbaar was in de bek van de kat.

4.3     Blijkens eigen mededeling van de dierenarts ter zitting was hij er zich bij het consult op 2 oktober om 13.00 uur terdege van bewust dat hem een ernstige zieke kat werd aangeboden. De dierenarts heeft geen echo van de kat gemaakt, omdat hij niet over de daarvoor benodigde apparatuur beschikte. Waarom de dierenarts toen niet heeft overwogen een echo elders te laten maken, maakt hij niet duidelijk, anders dan dat het laten maken van een echo in het weekend lastiger is. Evenmin zegt hij te hebben overwogen om de kat na het toedienen van de contrastvloeistof ter controle op de praktijk te houden.

Hiermee handelde hij niet op de in de veterinaire literatuur aangegeven (en gangbare) wijze, volgens welke in een geval als dit na het ingeven van de vloeibare bariumpap een foto dient te worden gemaakt na 15 minuten, 30 minuten, 60 minuten en dan elk uur tot de contrastvloeistof het colon heeft bereikt.

De dierenarts heeft daarentegen een te afwachtende houding aangenomen, ook na 15.00 uur toen hem bleek dat de kat nog niet had gebraakt. Hij liet het initiatief in de eerste plaats bij klaagster terwijl het in de gegeven situatie in de rede had gelegen de regie in eigen hand te houden.

Dat hij het maken van de voorgeschreven reeks foto’s achterwege heeft gelaten vanwege  kostenbesparing, kan hem niet baten, nu hij deze afweging niet met klaagster heeft besproken.

4.4     De dierenarts heeft voorts in beroep desgevraagd meegedeeld de van de kat gemaakte foto’s niet te kunnen overleggen. Hij maakt de foto’s niet digitaal en bij het opbergen ter bewaring zijn deze zoek geraakt. Ook in zoverre voldoet de dierenarts niet aan de van hem als dierenarts bij het bewaren van medisch relevante informatie te betrachten zorgvuldigheid.

4.5     Alles bijeen genomen is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat het Veterinair Tuchtcollege terecht heeft geoordeeld dat de dierenarts veterinair verwijtbaar heeft gehandeld.

Het beroep dient daarom te worden verworpen.

5         De beslissing

Het Veterinair Beroepscollege

- verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mr. G. van der Wiel, mr. J.M. Willink, dr. L.M. Derkx‑Overduin (dierenarts) en drs. L.A.J. Smeenk (dierenarts), in tegenwoordigheid van mr. drs. M. Rijsdijk, plv. secretaris, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 31 januari 2014 in tegenwoordigheid van de plv. secretaris.

w.g. plv. secretaris                                                                  w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

plv. secretaris