ECLI:NL:TADRSGR:2014:306 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4468/14.54

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:306
Datum uitspraak: 15-12-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R. 4468/14.54
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat verweerder de belangen van klager in twee procedures onvoldoende heeft behartigd. Verweerder heeft beslist bepaalde stukken van klager niet aan de rechter over te leggen. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. In het verzet blijkt in aanvulling op de door de voorzitter in aanmerking genomen feiten dat verweerder klager bij e-mail heeft meegedeeld dat hij de stukken niet in het geding zou brengen, waartegen klager destijds geen bezwaar heeft gemaakt. Ook blijkt dat klager geen bezwaar heeft gemaakt tegen de brief met opdrachtbevestiging, waarin staat dat het eerste gesprek niet gratis is. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 27 februari 2014, door de raad ontvangen op 28 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 27 maart 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 28 maart 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 7 april 2014, door de raad per fax ontvangen op dezelfde datum, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is voor de eerste keer behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klager is toen niet verschenen, wat, naar later gebleken is, mogelijk verband hield met zijn verhuizing. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De behandeling is heropend en voortgezet ter zitting van de raad van 10 november 2014, waarvoor klager en verweerder behoorlijk zijn opgeroepen. Klager is toen wel verschenen, verweerder (met kennisgeving) niet. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in twee procedures.

2.3 Op 6 mei 2013 heeft verweerder klager uitgenodigd voor een intakegesprek.

2.4 Op 9 mei 2013 heeft verweerder aan klager een bevestigingsbrief gestuurd.

2.5 Bij e-mail bericht van 10 mei 2013 heeft verweerder aan klager, in antwoord op diens daartoe strekkend verzoek, bericht dat hij ‘in dit stadium’ uit tactisch oogpunt geen (strafrechtelijke) aangiftes bij het door hem opgestelde beroepschrift wil voegen.

2.6 Bij e-mail berichten van 15, 24 en 26 oktober 2013 heeft klager verweerder gewezen op het feit dat zijn nota’s niet klopten en hem verzocht daar naar te kijken.

2.7 Uit e-mail berichten van 23 oktober 2013, 25 oktober 2013 en 21 december 2013 blijkt dat verweerder genoegen zou nemen met betaling door klager van een bedrag van € 1.188,--, (in plaats van het nog openstaande bedrag van € 1.444,03) mits klager geen klacht of andere vordering tegen hem zou indienen.

2.8 Bij brief van 6 november 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a. de belangen van klager in twee procedures niet naar behoren heeft behartigd;

b. onjuiste nota’s heeft gezonden;

c. heeft geprobeerd klager door middel van omkoping en chantage te bewegen zijn klacht in te trekken.

3.3 In het verzet heeft klager gesteld dat hij de beslissing van de voorzitter niet deugdelijk vindt. Klager heeft daartoe gesteld dat verweerder hem niet heeft geïnformeerd dat hij de aangiftes tegen een rechter en een advocaat niet aan de Rechtbank Dordrecht heeft gestuurd. Voorts heeft klager gesteld dat de voorzitter blindelings de leugenachtige verklaring van verweerder als de waarheid heeft beschreven. Volgens klager heeft verweerder hem voor het intakegesprek niet geïnformeerd dat hij daarvoor een vergoeding zou moeten betalen. Klager vindt het tenslotte onjuist dat de voorzitter de valse nota’s van verweerder niet wil zien en dat zij niet onder ogen ziet dat verweerder met chantage heeft geprobeerd klachten van klager tegen hem te voorkomen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit bij aanvang van de beoordeling van klachtonderdeel a onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de voorzitter. De raad verenigt zich met haar beoordeling van de drie klachtonderdelen en maakt die tot de zijne.

Daar komt ten aanzien van klachtonderdeel a bij dat verweerder in het verzet in zoverre onbetwist heeft aangevoerd dat hij klager bij e-mail van 10 mei 2013, derhalve kort na het intakegesprek van 6 mei 2013 en ruim voor de voortzetting van de mondelinge behandeling en het kort geding en het indienen van het beroepschrift, heeft uitgelegd waarom hij de stukken waarop klager doelde niet in het geding zou brengen. Eerst ter zitting heeft klager met zoveel woorden aangevoerd dat hij verweerder naar aanleiding van diens e-mail van 10 mei 2013 heeft meegedeeld dat hij toch overlegging van de stukken wenste. Klager heeft dit echter tijdens het onderzoek van de deken niet aangevoerd, zodat de raad hieraan thans voorbij gaat.

Ten aanzien van klachtonderdeel b neemt de raad ook in aanmerking dat klager geen bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van de opdrachtbevestiging van 9 mei 2013, waarin verweerder heeft aangegeven dat er kosten zijn verbonden aan het intakegesprek. Ter zitting heeft klager bevestigd dat hij niet op die brief heeft gereageerd. Dat kwam, stelt hij, doordat hij druk was met het verzamelen van stukken voor verweerder. Dat neemt evenwel niet weg dat klager door verweerder deugdelijk is geïnformeerd over het feit dat ook het intakegesprek in rekening zou worden gebracht.

5.3 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.