ECLI:NL:TACAKN:2014:98 Accountantskamer Zwolle 14/2522 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:98
Datum uitspraak: 20-10-2014
Datum publicatie: 20-10-2014
Zaaknummer(s): 14/2522 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Voorlopige voorziening toegewezen
Inhoudsindicatie: Het langdurig niet communiceren met en onbereikbaar houden voor cliënten, het niet reageren op brieven van de Nba en van de Raad voor Toezicht van de Nba en het niet indienen van een verbeterplan na een negatief eindoordeel over het stelsel van interne kwaliteitsbeheersing, leidt tot een verzoek van de Nba om de inschrijving van betrokkene tijdelijk door te halen in het accountantsregister. In dit geval wordt vastgesteld dat sprake is van een ernstig vermoeden van handelen of nalaten in de zin van artikel 42 Wab en wordt geoordeeld dat er zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn. De inschrijving van betrokkene in het accountantsregister wordt om die reden bij wijze van voorlopige voorziening tijdelijk doorgehaald in afwachting van een nadere beslissing van de Accountantskamer of het College van Beroep van het bedrijfsleven.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 41 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/2522 Wtra AK van 20 oktober 2014 van

 

de voorzitter van de NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba),

            kantoorhoudende te Amsterdam,

            V E R Z O E K E R,

            raadsvrouw: mr. A.M. Manshande-Nonhof,

t e g e n

 

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende en wonende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennis genomen van het bij klaagschrift van 1 oktober 2014 ingediende verzoek ex artikel 41 Wet tuchtrechtspraak accountants (hierna: Wtra) om bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van betrokkene in het accountantsregister tijdelijk door te halen; bij dit klaagschrift is door verzoeker en het bestuur van de Nba tevens op de voet van artikel 22, eerste lid Wtra een klacht ten gronde ingediend. Dit klaagschrift, tevens inhoudende voormeld verzoek, is op 2 oktober 2014 binnengekomen. Verzoeker zal hierna verder worden aangeduid als klager.

1.2       Bij brief van 2 oktober 2014 is het klaagschrift verzonden naar het adres van betrokkene te [woonplaats], onder mededeling dat de klacht ten gronde zal worden behandeld op de zitting van 28 november 2014 en is hij in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.

1.3       Betrokkene is uitgenodigd om op de zitting van 13 oktober 2014 te worden gehoord over het verzoek, zowel per (aangetekende) brieven d.d. 2 oktober 2014, verzonden naar zijn privéadres en naar zijn kantooradres, als per verzonden e-mailbericht d.d. 3 oktober 2014.

1.4       Betrokkene heeft niet verzocht om wijziging van de zittingsdatum en evenmin een schriftelijke reactie ingediend.

1.5        Het verzoek tot voorlopige voorziening is behandeld ter openbare zitting van 13 oktober 2014. Voor klager is verschenen mw. mr. Manshande-Nonhof voormeld. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Klager heeft op deze zitting zijn standpunt toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert 10 november 2006 ingeschreven in het accountantsregister van de Nba (voorheen van de NOvAA). Hij is als accountant werkzaam onder de naam ‘[A] Accountant en Belastingconsulenten” te [plaats]; in ieder geval ten tijde van het aan hem verweten gedrag was betrokkene openbaar accountant- administratieconsulent en ook als zodanig ingeschreven.

2.2       De klachtencommissie van de Nba heeft bij beslissing van 8 april 2014 een tegen betrokkene ingediende klacht gegrond verklaard, onder meer vanwege het uitblijven van iedere actie van betrokkene na het bekend worden van het voornemen van de belastingdienst overdrachtsbelasting te heffen en de wens van betrokkene’s cliënt dit te voorkomen. Betrokkene heeft in deze klachtprocedure geen inhoudelijk verweer gevoerd en heeft in dat verband desgevraagd aan de klachtencommissie medegedeeld af te zien van het recht te worden gehoord.

2.3       In de maanden juni 2014 en juli 2014 hebben verscheidende cliënten van betrokkene contact gezocht met de Nba vanwege het niet bereikbaar zijn van en niet reageren door betrokkene. De Nba heeft daarop per brief van 15 juli 2014 betrokkene aangeschreven en medegedeeld dat de door zijn cliënten beschreven situatie grote zorgen baart en dat de naleving van de gedrags- en beroepsregels meebrengt dat betrokkene voor zijn cliënten bereikbaar is, waarna betrokkene is verzocht binnen 10 dagen contact op te nemen met de Nba. Betrokkene heeft niet op deze brief gereageerd. De Nba heeft vergeefs gereclameerd per brieven van 31 juli 2014 en 26 augustus 2014.

2.4       Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 28 juli 2014 is betrokkene bij verstek veroordeeld tot afgifte van de volledige dossiers aan een (voormalige) cliënt, op straffe van een dwangsom.

2.5       In de maanden augustus 2014 en september 2014 is opnieuw door cliënten van betrokkene bij de Nba geklaagd over het niet kunnen communiceren met betrokkene. Eén van deze cliënten heeft daarop van betrokkene een op 2 september 2014 gedateerde brief ontvangen waarin staat vermeld dat zijn kantoor de laatste tijd slecht bereikbaar is, dat hij wegens gezondheidsproblemen de laatste tijd nauwelijks nog heeft kunnen werken, dat hij heeft moeten besluiten het kantoor te beëindigen en dat hij binnen twee weken de originele bescheiden zal toezenden. Betrokkene heeft aan deze aankondiging geen uitvoering gegeven.

2.6       De klachtencommissie van de Nba heeft bij beslissing van 15 september 2014 opnieuw een door een (voormalig) cliënt tegen betrokkene ingediende klacht gegrond verklaard. Die klacht zag op ‘nalatigheid in de uitvoering van de opdracht en gebrek aan adequate communicatie’, wat zich heeft voorgedaan in de periode vanaf september 2013 tot en met juni 2014. In die beslissing staat onder meer vermeld dat de klachtencommissie van oordeel is dat het niet uitvoeren van de opdracht en het niet of nauwelijks reageren op verzoeken van zijn cliënt in strijd komt met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag respectievelijk van professionaliteit. Betrokkene heeft in deze klachtprocedure op geen enkele wijze op brieven of oproepen gereageerd.  

2.7       In vervolg op voormelde beslissing van de klachtencommissie van de Nba heeft de hiervoor bedoelde (voormalig) cliënt zijn klacht herhaald bij de Accountantskamer door indiening van een klaagschrift d.d. 16 september 2014, geregistreerd onder zaaknummer 14/2371 Wtra AK. Op die klacht is nog niet beslist; de mondelinge behandeling daarvan zal vooralsnog plaatsvinden op 28 november 2014.

2.8       Op 18 februari 2014 heeft een toetsing plaatsgevonden van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene. Bij besluit van 12 juni 2014 heeft de Raad voor Toezicht geoordeeld dat voormeld stelsel verbetering behoeft en in opzet en werking op belangrijke onderdelen niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep (hierna: de Wab). Betrokkene is vervolgens een termijn van zes weken geboden om een door de Raad voor Toezicht goed te keuren verbeterplan in te dienen. Voorts diende betrokkene de registratie van zijn permanente educatie over de periode 2010 - 2012 en over 2013 in te dienen alsmede een afschrift van de getekende waarnemingsovereenkomst. De Nba heeft dienaangaande vergeefs gereclameerd bij brieven van 29 juli 2014 en 14 augustus 2014.

2.9       Per brief van 9 september 2014 heeft de Raad voor Toezicht aan betrokkene medegedeeld dat zij de Nba zal adviseren tegen hem een tuchtklacht in te dienen vanwege het uitblijven van iedere reactie. Betrokkene heeft op deze brief evenmin gereageerd.

2.10     Betrokkene heeft de voor zijn inschrijving in het accountantsregister verschuldigde contributie voor het jaar 2014 ondanks herhaalde aanmaning niet voldaan.

3.         Het verzoek

3.1       Klager heeft verzocht om betrokkene bij wijze van voorlopige voorziening tijdelijk door te halen in het accountantsregister. Daartoe heeft klager aangevoerd dat sprake is van een ernstig vermoeden van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 42, eerste lid Wab. Ook zijn volgens klager in deze kwestie zwaarwegende openbare belangen in het geding die nopen tot tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene. De inschrijving in dat register betekent dat de maatschappij erop mag vertrouwen dat het handelen van die accountant in overeenstemming is met de toepasselijke wet- en regelgeving en deze accountant professioneel, integer, vakbekwaam en zorgvuldig gedrag vertoont. Dit vertrouwen heeft betrokkene op ernstige wijze beschaamd, zodanig dat meerdere cliënten zich genoodzaakt hebben gevoeld tot het indienen van klachten en/of het nemen van nadere juridische maatregelen. Het maatschappelijk verkeer dient thans tegen voortzetting van het titelgebruik van betrokkene te worden beschermd.

4.         De gronden van de beslissing

4.1       Op grond van artikel 41, vierde lid Wtra dient betrokkene te worden gehoord op het verzoek tot tijdelijke doorhaling van zijn inschrijving. Nu betrokkene echter niet heeft gereageerd op de naar hem gezonden uitnodiging/oproeping daartoe, moet worden aangenomen dat hij van dat recht geen gebruik wenst te maken. Betrokkene heeft het door klager gestelde voorts niet weersproken noch heeft hij betwist dat het treffen van een voorlopige voorziening aangewezen is.

4.2       Op grond van artikel 41, eerste lid, aanhef en sub b. Wtra is de Accountantskamer bevoegd bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van degene jegens wie een (samenhangende) tuchtklacht is ingediend, tijdelijk door te halen op verzoek van onder meer de voorzitter van de Nba, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in het sinds 1 januari 2013 geldende artikel 42, eerste lid Wab en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

4.3       Blijkens artikel 42 Wtra vervalt de opgelegde tijdelijke doorhaling op het moment dat de Accountantskamer de tijdelijke doorhaling opheft, de uitspraak van de Accountantskamer onherroepelijk wordt, de tijdelijke doorhaling in hoger beroep wordt vernietigd of het College van Beroep voor het bedrijfsleven de zaak zelf afdoet op grond van artikel 40, eerst lid van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

4.4.1    Onderhavig verzoek hangt naar het oordeel van de Accountantskamer samen met een klacht die door klager en het bestuur van de Nba tegen betrokkene is ingediend bij de Accountantskamer, geregistreerd onder zaaknummer 14/2523 Wtra AK, welke klacht ten gronde zal worden behandeld op de zitting van 28 november 2014. Beoordeeld dient derhalve te worden of een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 42, eerste lid Wab en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

4.4.2    Het handelen of nalaten van betrokkene moet voor de tuchtrechtelijke toets bedoeld in  artikel 42, eerste lid Wab voor zover dit plaats had voor 1 januari 2014 worden getoetst aan de Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC), en voor zover het plaats had na 1 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna: VGBA).

4.5       In dit geval is naar het oordeel van de Accountantskamer sprake van een ernstig vermoeden in voormelde zin. De tegen betrokkene gerichte klacht, zoals geregistreerd onder zaaknummer 14/2523 Wtra AK, is gebaseerd op het niet communiceren met en het onbereikbaar houden voor zijn cliënten, het niet reageren op brieven van de Nba en van de Raad voor Toezicht van de Nba en het niet indienen van een verbeterplan als bedoeld in de Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen. Deze klacht is - vooralsnog - niet door betrokkene tegengesproken.

4.6       Bij de beslissingen als hiervoor weergegeven in de overwegingen 2.2 en 2.6 heeft de klachtencommissie van de Nba eerdere klachten over betrokkene’s passiviteit gegrond verklaard. Daarnaast is vooralsnog voldoende aannemelijk dat meerdere andere cliënten van betrokkene contact met de Nba hebben opgenomen vanwege het niet bereikbaar zijn van en niet reageren door betrokkene, waarbij één (voormalige) cliënt van betrokkene zo ver heeft moeten gaan in kort geding de afgifte van zijn dossiers te vorderen. Dat betrokkene stelt gehinderd te worden door gezondheidsklachten, zoals uit de onder 2.5 bedoelde brief kan worden afgeleid, doet daaraan niet toe of af.

4.7       Gelet op de in die klachtprocedures en kort geding procedure gelegen parallel met de thans aanhangige klacht ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er naar het oordeel van de Accountantskamer op dat betrokkene het belang er niet van inziet zijn beroep uit te oefenen in overeenstemming met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. De Accountantskamer ziet in een en ander voldoende grond voor het oordeel dat hier zodanig zwaarwegende belangen in het geding zijn dat het tijdelijk doorhalen van betrokkene bij wijze van voorlopige voorziening is aangewezen, mede teneinde derden te beschermen die zich willen bedienen van de diensten van een accountant-administratieconsulent met de aan die hoedanigheid gerechtvaardigd in het maatschappelijk verkeer te verwachten deskundigheid, zorgvuldigheid en professionaliteit. Dit geldt temeer nu gevreesd moet worden dat betrokkene onvoldoende deskundig zijn vak uitoefent. Deze vrees bestaat omdat betrokkene, na het negatieve eindoordeel over het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing, heeft nagelaten een verbeterplan in te dienen, betrokkene geen inzicht heeft geboden of hij zijn verplichting aangaande permanente educatie heeft nageleefd, betrokkene onduidelijk heeft gelaten of hij een waarnemingsregeling heeft getroffen en betrokkene niet heeft gereageerd op (herhaalde) rappelen van de Nba dienaangaande. Vastgesteld moet worden dat betrokkene dat maatschappelijk vertrouwen inmiddels een aantal maal op ernstige wijze heeft beschaamd.

4.8       De conclusie uit het bovenstaande is dat het verzoek van klager gegrond is en dat er zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn, die vorderen dat de inschrijving van betrokkene in het register tijdelijk wordt doorgehaald, zulks in afwachting van het ontstaan van één van de situaties als beschreven in artikel 42 Wtra en hiervoor onder overweging 4.3 weergegeven. Tot die bij wijze van voorlopige voorziening op te leggen maatregel zal dan ook, gelet op artikel 42 Wab en artikel 41 Wtra, worden overgegaan.

4.9       De AFM dan wel de voorzitter van de Nba dient ingevolge artikel 41 lid 3 juncto 48 Wtra, zulks in samenhang met artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, op de last van de voorzitter van de Accountantskamer ervoor zorg te dragen dat de bij wijze van voorlopige voorziening opgelegde maatregel tot tijdelijke doorhaling in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.10     Ingevolge artikel 48 Wtra zal de voorzitter van de Accountantskamer bij afzonderlijke beslissing de tenuitvoerlegging van deze uitspraak met onmiddellijke ingang gelasten.

4.11     Ter voorlichting van betrokkene zij nog vermeld dat de voorlopige voorziening niets afdoet aan zijn verplichtingen tegenover zijn (voormalige) cliënten.

4.12     Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·        haalt bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, met onmiddellijke ingang tijdelijk door;

·       verstaat dat de AFM, dan wel de voorzitter van de Nba, in vervolg op de bij deze uitspraak gevoegde last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, zorgt voor opname van deze bij wijze van voorlopige voorziening getroffen maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en Th.A. Verkade RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden) en in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 41, lid 8, juncto artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kan betrokkene dan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.