ECLI:NL:TACAKN:2014:96 Accountantskamer Zwolle 14/612 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:96
Datum uitspraak: 10-10-2014
Datum publicatie: 10-10-2014
Zaaknummer(s): 14/612 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 120 punten. O.m. recidive cyclus 2007-2009 ook voor een tekort aan PE-punten; daarom maatregel 2 stappen hoger dan gebruikelijk. (Definitieve) doorhaling inschrijving register 1 jaar.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/612 Wtra PE van 10 oktober 2014 van de

NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. A. Sukkel,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

wonende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1            De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 17 maart 2014 ingekomen klaagschrift van 14 maart 2014 met bijlagen. Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.

1.2 De Accountantskamer heeft tevens kennis genomen van haar onherroepelijke beslissing van 19 september 2011 waarbij aan betrokkene is opgelegd een waarschuwing en geldboete van € 3000,- omdat hem een tuchtrechtelijk verwijt trof aangaande het niet behalen van 60 PE-punten in de driejaarscyclus 2007-2009 en aangaande zijn informatieverplichting daarover aan zijn beroepsorganisatie.

1.3 Voorts heeft de Accountantskamer kennis genomen van haar onherroepelijke beslissing van 18 juni 2012 waarbij aan betrokkene is opgelegd een waarschuwing en geldboete van € 1000,- omdat hem een tuchtrechtelijk verwijt trof aangaande het niet behalen van PE-punten in het jaar 2010 en aangaande zijn informatieverplichting daarover aan zijn beroepsorganisatie.

1.4 Tenslotte heeft de Accountantskamer kennis genomen van haar onherroepelijke beslissing van 23 december 2013 waarbij aan betrokkene is opgelegd een berisping en geldboete van € 1000,- omdat hem een tuchtrechtelijk verwijt trof aangaande het niet behalen van PE-punten in het jaar 2011 en aangaande zijn informatieverplichting daarover aan zijn beroepsorganisatie.

1.5 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 6 juni 2014 waar namens klaagster aanwezig was haar raadsman/gemachtigde, mr. A. Sukkel. Betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen,  niet verschenen en heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1 Betrokkene is sinds 14 juli 1999 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA en met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep thans in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene wordt aangemerkt als accountant in business. Betrokkene heeft geen verklaring verrichte activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid van de sinds 1 januari 2010 (tot 1 juni 2013) geldende Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE), ingediend. Voor de jaren 2010, 2011, 2012 heeft hij geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de NVPE.

2.2 Bij brief van 2 mei 2013  is betrokkene geïnformeerd dat nog niet aan de minimum PE- verplichting over 2012 en/of de minimumverplichting over de driejaarscyclus 2010-2012  was voldaan dan wel nog niet voldoende PE-activiteiten waren geregistreerd.  Daarbij is betrokkene een termijn van drie maanden gesteld om alsnog aan die verplichtingen te voldoen. Deze termijn eindigde op 3 augustus 2013.

2.3 Bij brief van 3 september 2013 heeft klaagster betrokkene meegedeeld dat hij ook na ommekomst van de gestelde termijn van drie maanden, niet aan zijn PE-(registratie)verplichtingen heeft voldaan, waarbij betrokkene erop is gewezen dat het aanhangig maken van een tuchtklacht is aangewezen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Tevens is betrokkene verzocht het bij de brief meegezonden antwoordformulier te controleren en te retourneren op uiterlijk 25 september 2013, ook als de gegevens correct waren. Betrokkene heeft niet op deze brief gereageerd.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer het klaagschrift, dat hij:

i.    minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2010-2012 en geen PE-punten in 2012;

ii. niet heeft gereageerd op de brief van de Nba inzake de op hem rustende PE-verplichtingen over de driejaarscyclus 2010-2012 en het jaar 2012;

iii. voor zover alsnog mocht blijken dat hij in de driejaarscyclus of in 2012 PE-punten of heeft behaald maar niet geregistreerd, niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting.

Hiermee heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met de voor hem geldende wettelijke bepalingen en gedrags- en beroepsregels.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet op de registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2  Op het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft zijn de sinds 1 januari 2007 (tot 1 januari 2014) vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en de NVPE van toepassing.

4.3   Op grond van de onbetwist gebleven stukken van het geding is vast komen te staan dat betrokkene in de driejaarscyclus 2010-2012 en in het jaar 2012 geen PE-activiteiten heeft verricht als bedoeld in artikel 3, eerste lid NVPE. Hij heeft aldus niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 3, tweede en derde lid NVPE, om minimaal 120 punten per driejaarscyclus en 20 PE-punten over 2012 te behalen en daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Onderdeel i. van de klacht is daarom gegrond.

4.4 In klachtonderdeel ii. verwijt klaagster betrokkene dat hij heeft nagelaten te reageren op de brief van 3 september 2013.

De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 33, eerste lid sub b. Wet RA onderscheidenlijk artikel 42, eerste lid sub b. Wab) en in overeenstemming met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag (artikel 33, eerste lid sub a. Wet RA onderscheidenlijk artikel 42, eerste lid sub a. Wab juncto artikelen A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een registeraccountant aan op hem jegens zijn beroepsorganisatie rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat klaagster aan de in het algemeen belang aan haar opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 1, derde lid, en 19 Wet RA onderscheidenlijk artikelen 3 en 19 Wab), kan voldoen. Een informatieverplichting met betrekking tot het verrichten en registreren van PE-activiteiten is tevens gegrond op artikel A-130.7 VGC juncto artikel 8, zevende lid NVPE.

In de brief van 3 september 2013 is betrokkene verzocht een bijgevoegd antwoordformulier te retourneren. Ook als de gegevens correct waren, werd hij geacht het formulier te ondertekenen en te retourneren. Nu vast is komen te staan dat betrokkene aan dit verzoek niet heeft voldaan, heeft hij gehandeld in strijd met een goede uitoefening van het accountantsberoep en met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag. Onderdeel ii. van de klacht is daarom gegrond.

4.5 Nu niet gebleken is dat betrokkene PE-punten heeft behaald, die hij niet geregistreerd heeft, behoeft klachtonderdeel iii. geen behandeling.

4.6 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet RA als met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.7 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft over de driejaarscyclus 2010-2012 niet het minimum aantal van 120 PE-punten behaald en over 2012 niet het minimum aantal van 20 PE-punten behaald. Ook het andere verzuim duidt op onvoldoende besef van het belang dat de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag hebben voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Redenen om betrokkene deze verzuimen niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.

4.8 Een en ander zou normaliter oplegging van de maatregelen van berisping en een geldboete ad € 6.000,= rechtvaardigen. De Accountantskamer houdt er echter tevens rekening mee dat aan betrokkene bij beslissing van 19 september 2011 de tuchtrechtelijke maatregelen van waarschuwing en een geldboete zijn opgelegd vanwege tekortkomingen in de PE-verplichtingen over de driejaarscyclus 2007-2009, alsmede dat aan betrokkene bij beslissing van 18 juni 2012 de tuchtrechtelijke maatregelen van waarschuwing en geldboete zijn opgelegd vanwege tekortkomingen in de PE-verplichtingen in het eerste jaar van de volgens de NVPE geldende driejaarscyclus 2010-2012, alsmede dat betrokkene bij beslissing van 23 december 2013 de tuchtrechtelijke maatregelen van berisping en geldboete zijn opgelegd vanwege tekortkomingen in de PE-verplichtingen in het tweede jaar van de volgens de NVPE geldende driejaarscyclus 2010-2012.

Gezien de overeenkomsten tussen die eerdere tuchtzaken en de onderhavige klacht, ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er niet op dat betrokkene het belang ervan inziet om het beroep van registeraccountant uit te oefenen in overeenstemming met de daarvoor geldende beroeps- en gedragsregels en wijst er voorts op dat tuchtrechtelijk toezicht hem evenmin kan weerhouden van het zich gedragen in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de Accountantskamer van oordeel dat als sanctie op de gegrond geachte klacht geen andere maatregel passend en geboden is dan die van doorhaling van de inschrijving in de registers, bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven wordt bepaald op 1 (een) jaar. Gezien de aard van deze (zwaarste) maatregel acht de Accountantskamer het niet opportuun daarenboven ook nog een geldboete op te leggen.

4.9 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

1.                 verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

2.       legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

3.       bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op één jaar;

4.       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in de registers ex artikel 1, sub i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en J. Maan AA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster dan wel betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.