ECLI:NL:TACAKN:2014:86 Accountantskamer Zwolle 14/703 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:86
Datum uitspraak: 10-10-2014
Datum publicatie: 10-10-2014
Zaaknummer(s): 14/703 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:   PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 60 punten en het niet volgen van de verplichte PKI-cursus; berisping en geldboete van € 3.000,= .

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/703 Wtra PE van 10 oktober 2014 van de

NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. A. Sukkel,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1  De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-  het op 24 maart 2014 ingekomen klaagschrift van 21 maart 2014 met bijlagen;

-  het op 18 april 2014 ingekomen verweerschrift van 17 april 2014 met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 6 juni 2014 waar namens klaagster aanwezig was haar raadsman/gemachtigde, mr. A. Sukkel. Betrokkene is, met voorafgaande kennisgeving daarvan niet verschenen en heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1 Betrokkene is sinds 12 april 1972 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA en met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep thans in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene wordt aangemerkt als openbaar accountant. Voor de jaren 2010, 2011, 2012 heeft hij geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de  sinds 1 januari 2010 (tot 1 juni 2013) geldende Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE).

2.2 Bij brief van 2 mei 2013  is betrokkene geïnformeerd dat nog niet aan de minimum PE- verplichting over 2012 en/of de minimumverplichting over de driejaarscyclus 2010-2012 en/of aan de verplichting tot het volgen van een erkende training PKI was voldaan dan wel nog niet voldoende PE-activiteiten waren geregistreerd.  Daarbij is betrokkene een termijn van drie maanden gesteld om alsnog aan die verplichtingen te voldoen. Deze termijn eindigde op 3 augustus 2013.

2.3 Bij brief van 3 september 2013 heeft klaagster betrokkene meegedeeld dat hij ook na ommekomst van de gestelde termijn van drie maanden, niet aan zijn PE-(registratie)verplichtingen heeft voldaan, waarbij betrokkene erop is gewezen dat het aanhangig maken van een tuchtklacht is aangewezen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Tevens is betrokkene verzocht het bij de brief meegezonden antwoordformulier te controleren en te retourneren op uiterlijk 25 september 2013, ook als de gegevens correct waren. Betrokkene heeft per brief van 23 september 2013 op deze brief gereageerd.

2.4 Bij brief van 11 februari 2014 heeft klaagster betrokkene erop gewezen dat hij de voor 2012 als verplicht aangemerkte training PKI niet heeft geregistreerd waardoor hij niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichting tot het volgen en registreren van de training PKI. Betrokkene heeft daarop gereageerd bij brief van 27 februari 2014.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer het klaagschrift, dat hij:

i.    minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2010-2012;

ii.   in 2012 geen erkende training PKI heeft gevolgd;

iii. voor zover alsnog mocht blijken dat hij meer PE-punten heeft behaald of toch de PKI-training heeft gevolgd, maar niet geregistreerd, niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting.

Hiermee heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met de voor hem geldende wettelijke bepalingen en gedrags- en beroepsregels.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet op de registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2  Op het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft zijn de sinds 1 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en de NVPE van toepassing.

4.3  Betrokkene heeft niet betwist dat hij minder PE-punten heeft behaald dan formeel wordt vereist en slechts 60 PE-punten heeft geregistreerd. Daarentegen heeft hij aangevoerd dat hij, zij het niet conform de wettelijke bepalingen, veel uren heeft besteed aan het lezen van vakliteratuur, het kennis nemen van nieuwe belastingwetten en vertrouwd raken met software. Een en ander beschouwt betrokkene als PE-uren. Voorts komt in zijn brief aan klaagster van 23 september 2013 naar voren dat hij “het te gek voor woorden” vindt dat een training PKI verplicht is gesteld terwijl op zijn professioneel kritische instelling nooit iets aan te merken is geweest.

4.4 Ter onderbouwing van zijn verweer heeft betrokkene overzichten overgelegd van uren die hij in 2010, 2011 en 2012 aan educatie zou hebben besteed. Zonder toelichting, die ontbreekt, is het (ter zitting) echter niet mogelijk gebleken om te beoordelen of deze uren of een aantal daarvan kwalificeren als PE-activiteiten, bedoeld in de NVPE. Voorts doet het standpunt van betrokkene inzake de PKI-training er niet aan af dat hij deze training op grondslag van artikel 7 NVPE had dienen te volgen.

4.5  Gelet op bovenstaande is vast komen te staan dat betrokkene in de driejaarscyclus 2010-2012 onvoldoende PE-activiteiten heeft verricht en in 2012 de verplicht voorgeschreven training niet heeft gevolgd. Hij heeft zodoende voor deze jaren niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 3, tweede lid NVPE, om minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren te behalen en artikel 7 NVPE, en heeft daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Onderdelen i. en ii.  van de klacht zijn daarom gegrond.

4.6 Nu niet gebleken is dat betrokkene PE-punten heeft behaald, die hij niet geregistreerd heeft, behoeft klachtonderdeel iii. geen behandeling.

4.7 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet RA.

4.8 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft over de driejaarscyclus 2010-2012 niet het minimum aantal van 120 PE-punten, namelijk slechts 60 punten, behaald. Daarbij houdt de Accountantskamer er tevens rekening mee dat betrokkene de verplicht voorgeschreven PKI-training niet heeft gevolgd. Een en ander duidt op onvoldoende besef van het belang dat de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag hebben voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Redenen om betrokkene deze verzuimen niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.

4.9 De Accountantskamer acht oplegging van de maatregelen berisping en geldboete passend en geboden.  Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte niet bij betrokkene het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op      € 50,00 per PE-punt.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra kan beslissen dat betrokkene de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.10 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

1.      verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

2.     legt ter zake aan betrokkene op:

-    een berisping

en

-        een geldboete van € 3.000,00 (drie duizend euro), welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer NL70RBOS 056.99.92.400 (BIC-code bank: RBOSNL2A) ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 14/703 Wtra PE;

3.     verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in de registers ex artikel 1, sub i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en J. Maan AA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster dan wel betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.