ECLI:NL:TACAKN:2014:82 Accountantskamer Zwolle 14/707 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:82
Datum uitspraak: 10-10-2014
Datum publicatie: 10-10-2014
Zaaknummer(s): 14/707 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:   PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 120 punten; berisping en geldboete van € 5.000,= i.p.v. 6.000,=, omdat over 2011 al € 1.000,= is opgelegd.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/707 Wtra PE van 10 oktober 2014 van de

NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. A. Sukkel,

t e g e n

drs. [Y] ,

registeraccountant,

wonende op [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1            De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-  het op 24 maart 2014 ingekomen klaagschrift van 21 maart 2014 met bijlagen;

-  de per e-mail van 12 mei 2014 ontvangen reactie van betrokkene.

1.2 De Accountantskamer heeft tevens kennis genomen van haar onherroepelijke beslissing van 9 december 2013 waarbij aan betrokkene is opgelegd een waarschuwing en geldboete van € 1000,- omdat hem een tuchtrechtelijk verwijt trof aangaande het niet behalen van PE-punten in het jaar 2011 en aangaande zijn informatieverplichting daarover aan zijn beroepsorganisatie.

1.3 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 6 juni 2014 waar namens klaagster aanwezig was haar raadsman/gemachtigde, mr. A. Sukkel. Betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen,  niet verschenen en heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1 Betrokkene is sinds 14 februari 1995 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA en met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep thans in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene wordt aangemerkt als accountant in business. Betrokkene heeft geen verklaring verrichte activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid van de sinds 1 januari 2010 (tot 1 juni 2013) geldende Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE), ingediend. Voor de jaren 2010, 2011, 2012 heeft hij geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de NVPE.

2.2 Bij brief van 2 mei 2013  is betrokkene geïnformeerd dat nog niet aan de minimum PE- verplichting over 2012 en/of de minimumverplichting over de driejaarscyclus 2010-2012  was voldaan dan wel nog niet voldoende PE-activiteiten waren geregistreerd.  Daarbij is betrokkene een termijn van drie maanden gesteld om alsnog aan die verplichtingen te voldoen. Deze termijn eindigde op 3 augustus 2013.

2.3 Bij brief van 3 september 2013 (opnieuw verzonden op 18 december 2013) heeft klaagster betrokkene meegedeeld dat hij ook na ommekomst van de gestelde termijn van drie maanden, niet aan zijn PE-(registratie)verplichtingen heeft voldaan, waarbij betrokkene erop is gewezen dat het aanhangig maken van een tuchtklacht is aangewezen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Tevens is betrokkene verzocht het bij de brief meegezonden antwoordformulier te controleren en te retourneren. Betrokkene heeft op 18 december 2013 aan de Nba laten weten dat hij zijn gegevens op zeer korte termijn zou bijwerken. Hieraan heeft hij vervolgens niet voldaan. Per e-mail van 12 maart 2014 is hem wederom een termijn gegeven tot en met 19 maart 2014. Betrokkene heeft niet op die e-mail gereageerd.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer het klaagschrift, dat hij:

i.    minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2010-2012 en geen PE-punten in 2012;

ii. voor zover alsnog mocht blijken dat hij in de driejaarscyclus of in 2012 PE-punten of heeft behaald maar niet geregistreerd, niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting.

Hiermee heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met de voor hem geldende wettelijke bepalingen en gedrags- en beroepsregels.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet op de registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2  Op het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft zijn de sinds 1 januari 2007 (tot 1 januari 2014) vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en de NVPE van toepassing.

4.3   Op grond van de onbetwist gebleven stukken van het geding is vast komen te staan dat betrokkene in de driejaarscyclus 2010-2012 en in het jaar 2012 geen PE-activiteiten heeft verricht als bedoeld in artikel 3, eerste lid NVPE. Hij heeft aldus niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 3, tweede en derde lid NVPE, om minimaal 120 punten per driejaarscyclus en 20 PE-punten over 2012 te behalen en daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Onderdeel i. van de klacht is daarom gegrond.

4.4 Nu niet gebleken is dat betrokkene PE-punten heeft behaald, die hij niet geregistreerd heeft, behoeft klachtonderdeel ii. geen behandeling.

4.5 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks zowel in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet RA als met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.6 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft over de driejaarscyclus 2010-2012 niet het minimum aantal van 120 PE-punten behaald en over 2012 niet het minimum aantal van 20 PE-punten behaald. Redenen om betrokkene dit verzuim niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.  Een en ander duidt op gebrek aan besef van het belang dat de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag hebben voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.7 De Accountantskamer acht thans oplegging van de maatregelen berisping en geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte niet bij betrokkene het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op

€ 50,00 per PE-punt. Als gevolg van het tekort van 120 PE-punten zou een geldboete van

€ 6000,- gerechtvaardigd zijn. Op dat bedrag wordt echter, gezien het in casu bedoelde karakter van voordeelsontneming, in mindering gebracht het bedrag van de geldboete die bij beslissing van 9 december 2013 is opgelegd voor een tekort van 20 PE-punten in 2011. Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra kan beslissen dat betrokkene de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.8 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

1.  verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

2.     legt ter zake aan betrokkene op:

-    een berisping

en

-        een geldboete van € 5.000,00 (vijfduizend euro), welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer NL70RBOS 056.99.92.400 (BIC-code bank: RBOSNL2A) ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 14/707 Wtra PE;

3.     verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in de registers ex artikel 1, sub i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.J. van Lee (rechterlijk lid) en  A.M.H. Homminga AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster dan wel betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.