ECLI:NL:TACAKN:2014:56 Accountantskamer Zwolle 13/2508 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:56
Datum uitspraak: 14-07-2014
Datum publicatie: 14-07-2014
Zaaknummer(s): 13/2508 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. Einduitspraak. In de tussenuitspraak van 24 maart 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:23) is de verdere behandeling van de klacht van de Nba over een tekortschietend stelsel van kwaliteitsbeheersing binnen het kantoor van betrokkene aangehouden om die praktijk opnieuw een hertoetsing te doen ondergaan. In die hertoetsing is vastgesteld dat de getoetste dossiers thans aan de eisen voldoen en dat over de praktijk van betrokkene een positief eindoordeel kan worden afgegeven. Een en ander leidt thans tot gegrondverklaring van de klacht dat betrokkene in maart 2013 het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had doch tevens tot het oordeel dat kan worden volstaan met de maatregel van berisping.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/2508 Wtra AK van 14 juli 2014 van de

 

NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE van ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verdere verloop van de procedure

1.1       Eerder is in deze zaak een tussenbeslissing genomen die op 10 maart 2014 is uitgesproken. Bij die beslissing heeft de Accountantskamer de behandeling van de onderhavige zaak heropend en aangehouden voor onbepaalde tijd, om de praktijk van betrokkene binnen drie maanden een nieuwe hertoetsing te doen ondergaan. In verband daarmee heeft zij tevens bepaald:

-         dat de bevindingen van die hertoetsing schriftelijk aan de Accountantskamer dienden te worden gerapporteerd, met afschrift daarvan aan betrokkene, die daarop in de gelegenheid zou worden gesteld binnen vier weken zijn reactie naar de Accountantskamer te zenden;

-         dat de zaak, tenzij de Accountantskamer op de nadere wisseling van stukken anders zou beslissen, zonder nadere behandeling ter zitting zou worden afgedaan met de uitspraak van de beslissing op een openbare zitting ongeveer tien weken na afloop van even genoemde termijn waarbinnen betrokkene mocht reageren, welke beslissing op dezelfde dag tevens op schrift naar partijen zal worden verzonden.

1.2       Vervolgens heeft de Accountantskamer kennisgenomen van de in deze zaak nader gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         de op 28 mei 2014 ingekomen brief van de gemachtigde van klaagster van 27 mei 2014, met als bijlagen - onder meer - schriftelijke vastleggingen van de bevindingen bij de op 14 mei 2014 gehouden hertoetsing van de praktijk van betrokkene;

-         de op 2 juni 2014 ingekomen brief van betrokkene van 28 mei 2014, inhoudende diens reactie op voormelde bevindingen.

1.3       Hierna heeft de Accountantskamer bepaald dat uitspraak wordt gedaan zonder nadere mondelinge toelichting.

2.         De vaststaande feiten

Voor de vaststaande feiten verwijst de Accountantskamer naar wat daartoe in voormelde tussenbeslissing in randnummers 2.1 tot en met 2.6 is opgenomen. In aanvulling daarop stelt de Accountantskamer voorts het volgende vast.

2.7        Op de beslissing van 10 maart 2014 heeft een aanvullende hertoetsing van de praktijk van betrokkene plaatsgevonden op 14 mei 2014, welke toetsing betrekking had op in de praktijk van betrokkene aanwezige samensteldossiers over de boekjaren 2012 en 2013. Ten aanzien van deze dossiers zijn de toetsers tot de conclusie gekomen dat de werkzaamheden in overeenstemming met de daarvoor geldende vereisten zijn uitgevoerd. De toetsers hebben dan ook voorgesteld een positief eindoordeel over de accountantspraktijk van betrokkene af te geven.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt in - naar de Accountskamer begrijpt - het verwijt dat de accountantspraktijk van betrokkene, waarin tot begin 2012 aan assurance verwante opdrachten werden uitgevoerd, niet (heeft) beschikt over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de VPPT.

3.2       De tekortkomingen in het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing deden zich voor in de vorm van tekortkomingen op het gebied van de aanvaarding en continuering van opdrachten, de uitvoering en documentatie van werkzaamheden en de rapportering.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 1 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3       Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In artikel 3, eerste lid VPPT is bepaald dat de accountant ervoor zorgt dat de accountantspraktijk waar hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten, niet zijnde opdrachten tot het uitvoeren van wettelijke controles en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat deze steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.5       Klaagster heeft allereerst aangevoerd dat de toetsers bij de hertoetsing van 6 maart 2013 hebben geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de acceptatie en continuering van opdrachten.

4.5.1    Klaagster heeft daartoe aangevoerd dat de toetsers hebben vastgesteld dat in één dossier een opdrachtbevestiging afwezig was en dat de voorwaarden voor de opdracht ook niet anderszins in de dossiers waren vastgelegd. In twee andere dossiers waren evenmin de afwegingen bij de continuering van de opdrachten vastgelegd en niet in alle dossiers is vastgelegd of cliëntenonderzoek conform de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme heeft plaatsgevonden of is de invulling daarvan door een assistent niet door betrokkene geautoriseerd. 

4.5.2    Betrokkene heeft aangevoerd dat het kantoor voor de uitvoering van het verbeterplan gebruik is gaan maken van een software applicatie van Infine. Implementatie daarvan heeft meer tijd gekost dan was voorzien en voor het jaar 2012 zijn onjuistheden en onbeantwoorde vragen in de dossiers en het werkprogramma verbeterd. Eén van de opdrachtgevers is al sinds 1995 een relatie van het kantoor en de werkzaamheden worden alleen door betrokkene uitgevoerd. Bij het uitvoeren van het verbeterplan heeft betrokkene voorrang gegeven aan recent toegevoegde relaties en relaties waarvan de uitvoering bij de assistenten lag. Voorts heeft betrokkene achterstand in zijn PE verplichting in 2011 en 2012 moeten inlopen.

4.5.3    Betrokkene heeft de bevindingen van de toetsers als zodanig niet betwist. Niet kan worden vastgesteld dat de opdrachtvoorwaarden en de wederzijdse verantwoordelijkheden voor partijen duidelijk waren. Dat een opdrachtgever van betrokkene reeds jaren klant is bij zijn kantoor, maakt niet dat vastleggingen niet noodzakelijk zijn. Doel van de vastleggingen is immers (mede) dat de dossiers overdraagbaar zijn aan een opvolgend accountant. Gelet hierop en op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort geschoten is in de acceptatie en continuering van opdrachten.

4.5.4    Gelet op het voorgaande heeft betrokkene gehandeld in strijd met hoofdstuk

B1-210 van de VGC, artikel 13 van de NVAK-aav en de randnummers 7, 8 en 10 van de NVCOS 4410.

4.6       Klaagster heeft voorts aangevoerd dat de toetsers bij de hertoetsing van 6 maart 2013 hebben geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden.

4.6.1    Klaagster heeft daartoe aangevoerd dat bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene is geconstateerd dat in één dossier een werkprogramma ontbreekt waardoor de uitvoering van de werkzaamheden niet inzichtelijk is gemaakt, het dossier de vereiste structuur ontbeert en vereiste vastleggingen ontbreken.  In een ander dossier is onvoldoende uitvoering gegeven aan het werkprogramma en zijn vele stappen overgeslagen. Voorts zijn tekortkomingen vastgesteld in verschillende vastleggingen. Zo ontbreken parafen en/of opmerkingen van de accountant bij de vastleggingen van de werkzaamheden en de samengestelde informatie en is de belangrijkste post van omzet/brutomarge onvoldoende uitgewerkt. Eén dossier is onvoldoende toegankelijk bevonden en in alle dossiers zijn onvoldoende stukken opgenomen, relevante posten in de jaarstukken onvoldoende onderbouwd en ontbreken aantekeningen, bevindingen of besprekingsverslagen. In geen dossier kon de betrokkenheid van de accountant voldoende worden afgeleid uit de vastleggingen in de dossiers.  

4.6.2    Betrokkene heeft aangevoerd dat één van de door klagers genoemde dossiers wel aan de daaraan te stellen eisen voldoet, omdat zijn betrokkenheid weliswaar niet op papier staat, maar hij met die cliënt wel jaarlijks de stukken doornam. In verband met de jaaromzet heeft hij de daling van de brutomarge niet onderzocht, gelet op de voor de bederfelijkheid van de producten gebruikelijke afwijking. Volgens betrokkene is in elk dossier een inhoudsopgave aanwezig, voorzien van duidelijke nummeringen.

4.6.3    Met het voorgaande heeft betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer niet, althans onvoldoende, betwist dat de vastleggingen van zijn bevindingen en overwegingen onvoldoende zijn. Gelet hierop en op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster voldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene is tekortgeschoten in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden. Hierbij geldt dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden reeds zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de uitvoering van een opdracht, dan wel de afgifte van een rapport of samenstellingsverklaring, geldende vereisten. Betrokkene heeft daar niet aan voldaan. Het is van groot maatschappelijk belang dat een accountant zijn werkzaamheden zorgvuldig uitvoert. De vastgestelde materiële tekortkomingen in de dossiers zijn daarmee niet te rijmen. Van een deugdelijke uitvoering en documentatie van de werkzaamheden was geen sprake.

4.6.4    Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met artikel 10 van de NVAK-aav en het bepaalde onder 10, 11, en 15 van de NVCOS 4410.

4.7       Klaagster heeft voorts gesteld dat de toetsers bij de hertoetsing van 6 maart 2013 eveneens tekortkomingen hebben geconstateerd in de rapportering door betrokkene.

4.7.1    Klaagster heeft daartoe aangevoerd dat bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene is gebleken dat in twee dossiers geen samenstellingsverklaring is aangetroffen die aan de in artikel 18 van de NVCOS 4410 gestelde vereisten voldoet. Het adres en de ondertekening van de accountant ontbrak en de toetsers hebben slechts een blanco exemplaar aangetroffen waarbij alleen de laatste pagina was ondertekend. In één dossier was alleen een digitale, ongetekende versie van de accountantsrapportage beschikbaar. In de jaarrekening in twee dossiers ontbreken niet uit de balans blijkende verplichtingen.

4.7.2    Betrokkene heeft onvoldoende betwist dat zijn rapporteringen onvoldoende zijn. Hij heeft te kennen gegeven dat naar de klant wel een exemplaar van de jaarrekening op briefpapier is gezonden maar dat in het dossier een exemplaar op blanco papier wordt bewaard dat overeenkomt met het in het elektronisch dossier opgenomen pdf-exemplaar. Deze werkwijze had betrokkene overgenomen van zijn laatste werkgever doch heeft hij inmiddels aangepast.

4.7.3    Ook ten aanzien van de rapportering en afronding van een dossier dient de accountant te voldoen aan de in de VGC vastgelegde beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid. De accountant zal in dat verband moeten vermijden dat er zich materiële fouten voordoen in de dossiers, en zich aan de voor hem geldende normen dienen te houden. Op grond van artikel 10 van de NVAK-aav dient de accountant de kwaliteit van de door het kantoor uitgevoerde opdrachten te beheersen. In dat licht dienen ook de bepalingen in de NVCOS 4410 ten aanzien van het uitbrengen van een samenstellingsverklaring te worden beschouwd. Een samenstellingsverklaring wordt door de accountant uitgebracht, indien hij toestaat dat zijn betrokkenheid bij een door hem samengesteld financieel overzicht aan een derde partij kenbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit het vermelde onder 6 van NVCOS 4410. Aan de samenstellingsverklaring wordt een zekere waarde gehecht in het maatschappelijk verkeer. Daarom is een groot aantal formele vereisten aan de verklaring verbonden. Deze vereisten zijn in NVCOS 4410 onder 18 opgenomen.

Gelet hierop en op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene is tekortgeschoten in zijn rapportering en heeft hij aldus ook hier de hiervoor genoemde dwingende voorschriften uit NVCOS 4410 geschonden.

4.8       Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene gezien artikel B1-291.2 van de VGC verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van betrokkene niet heeft beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de VPPT en die zijn neergelegd in de hiervoor aangehaalde voorschriften van de VGC, de NVAK-aav en de NVCOS. De omstandigheid dat één van de op 6 maart 2013 getoetste dossiers door de toetsers als voldoende is beoordeeld, doet daar niet aan af.

4.9       Omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van de hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zijn niet aannemelijk geworden. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing van 6 maart 2013 het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een overtreding op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag, een en ander als bedoeld in artikel A-100.4 sub c. en e. van de VGC.

4.10     Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. Zoals hiervoor reeds is overwogen, moet betrokkene in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had. Een en ander zou de maatregel van (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister hebben kunnen rechtvaardigen.

Betrokkene heeft echter gesteld dat hij naar aanleiding van de toetsing inmiddels gebruik maakt van een applicatie (Infine) voor de jaarlijks terugkerende werkzaamheden waarin een rapportengenerator en een samensteldossier zijn opgenomen. Ook de opdrachtbevestiging en de bevestiging bij de jaarrekening zijn inmiddels ingevoerd. Regelgeving omtrent het waarborgen van de kwaliteit en de acceptatie van klanten is sedert de aanschaf van het handboek ‘K’ via NOVAK opgenomen en de daarin gehanteerde documenten zijn gebruiksgoed geworden. Sedert de laatste toetsing heeft betrokkene de werkzaamheden met betrekking tot het verbeterplan voorts gecontinueerd en vele verbeteringen doorgevoerd, zo heeft hij gesteld en zoals mede is verwoord in overweging 4.2 van de tussenbeslissing van 10 maart 2014.

Uit de resultaten van de - naar aanleiding van de ter zitting van 24 februari 2014 genomen tussenbeslissing van de Accountantskamer - gehouden aanvullende hertoetsing op 14 mei 2014 van de praktijk van betrokkene is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen, zodat uit kan worden gegaan van een vooruitgang in de kwaliteit van de praktijk van betrokkene. De Accountantskamer heeft voorts meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijk maatregel is opgelegd.

Een en ander overziende acht de Accountantskamer in deze klachtzaak het passend en geboden af te zien van een maatregel van (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister en te volstaan met de maatregel van berisping.

4.11     Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

-         verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

-         legt aan betrokkene ter zake op de maatregel van berisping;

-         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. M.B. Werkhoven (rechterlijke leden) en prof. dr. G.C.M. Majoor RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster dan wel betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.