ECLI:NL:TACAKN:2014:5 Accountantskamer Zwolle 13/1475 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:5
Datum uitspraak: 10-01-2014
Datum publicatie: 10-01-2014
Zaaknummer(s): 13/1475 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: Tekort PE-punten geconstateerd tijdens kantoortoetsing AA

V

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/1475 Wtra AK van 10 januari 2014 van

 

de voorzitter van de NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba) , welke vereniging de rechtsopvolgster is van de Nederlandse Orde van Accountants-administratieconsulenten (NOvAA),

kantoorhoudende  te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. A.J.C. van Gurp.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 4 juli 2013 ingekomen klaagschrift van 3 juli 2013 met bijlagen;

-         het op 27 augustus 2013 ingekomen verweerschrift van 26 augustus 2013 met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 27 september 2013 waar namens klager is verschenen diens raadsvrouw, mr. M.L. Batting, advocaat te Den Haag, bijgestaan door G.J.A.H. van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht, rechtsopvolger van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: Raad), en betrokkene bijgestaan door mr. A.J.C. van Gurp, advocaat te Hengelo.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (betrokkene aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord respectievelijk doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene was ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en is met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep thans ingeschreven in het accountantsregister van de Nba en is werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent. Tot 1 januari 2013 was zij werkzaam voor accountantskantoor 1 (hierna: accountantskantoor1) en sinds 1 januari 2013 voor accountantskantoor 2.

2.2 Op 12 juni 2012 heeft een toetsing van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van accountantskantoor1 plaats gevonden op grond van de (destijds geldende) Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT). Omdat onduidelijkheid bestond over het aantal door betrokkene behaalde PE-punten heeft de Raad betrokkene bij brief van 16 juli 2012 verzocht haar registratie van de in de periode 2007 tot en met 2009 behaalde PE-punten aan hem toe te zenden. Bij brief van 2 augustus 2012 heeft betrokkene die registratie aan de Raad toegezonden.

2.3 Bij brief van 31 oktober 2012 heeft de Raad betrokkene laten weten  geconstateerd te hebben dat het aantal door betrokkene behaalde PE-punten in de periode 2007-2009 niet voldeed aan artikel 3, eerste lid van de Nadere voorschriften permanente educatie (AA’s).

2.4 Bij brief van 20 februari 2013 heeft de Raad voor Toezicht betrokkene verzocht haar PE-registratie over de periode 2010-2012 over te leggen. Een overzicht van deze registratie heeft zij bij e-mailberichten van 5 , 7 en 12 maart 2013 overgelegd.

2.5 Bij brief van 24 april 2013 heeft de Raad voor Toezicht betrokkene laten weten tot de conclusie te zijn gekomen dat zij in de periode 2010-2012 niet aan haar PE-verplichtingen heeft voldaan.

3. De klacht

3.1 Klager heeft betrokkene verweten dat zij in de periode van 2007 tot en met 2009 en in de periode 2010 tot en met 2012 niet voldaan heeft aan haar verplichtingen steeds minimaal 120 PE-punten te behalen.

3.2 Ter zitting heeft klager het verwijt ingetrokken dat betrokkene over de periode 2010-2012 niet voldaan heeft aan haar verplichtingen minimaal 120 PE-punten te behalen.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Op het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft zijn de sinds 17 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en de Nadere voorschriften permanente educatie, zoals deze luidden tot 1 januari 2010 (hierna: NVPE), van toepassing.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 De Raad voor Toezicht heeft geconstateerd dat betrokkene in 2007 10 PE-punten, in 2008 0 PE-punten en in 2009 20 PE-punten, in totaal derhalve 30 PE-punten heeft behaald. Betrokkene heeft voor deze jaren geen verzoek tot vrijstelling van de PE-verplichting ingediend.

4.5 Ter zitting heeft klager, na bespreking van de educatieactiviteiten van betrokkene, naar voren gebracht aan te willen nemen dat betrokkene over de periode 2007-2009 30 PE-punten meer heeft behaald dan zij heeft geregistreerd, zij het dat de activiteiten veelal fiscaal georiënteerd zijn en (meer) spreiding ervan over verschillende kennisgebieden in de toekomst aandacht verdient. Op grond van het verhandelde ter zitting gaat de Accountantskamer ervan uit dat betrokkene in deze periode jaarlijks 10 punten meer heeft behaald dan zij heeft geregistreerd, zodat aangenomen moet worden dat betrokkene over 2007 20 PE-punten, over 2008 10 PE-punten en over 2009 30 PE-punten en derhalve over de gehele periode 2007-2009 60 PE-punten heeft behaald.

Zij heeft aldus voor deze periode niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 3, eerste lid NVPE, om minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren te behalen. Daarmee heeft zij tevens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. De klacht is daarom gegrond.

4.6 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet AA.

4.7 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fout van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft over 2007 tot 2009 niet het minimum aantal van 120 PE-punten behaald. Er zijn geen redenen gesteld of gebleken om betrokkene het verzuim niet aan te rekenen.

4.8 De Accountantskamer acht oplegging van de maatregelen waarschuwing en geldboete  - waarvoor sedert 1 mei 2009 met de inwerkingtreding van de Wtra de mogelijkheid is ontstaan - passend en geboden. Daarbij merkt de Accountantskamer op dat van betrokkene verwacht had mogen worden dat zij na 1 mei 2009 in ieder geval er zorg voor had gedragen dat zij 40 PE-punten voor geheel 2009 zou hebben behaald. Nu zij in 2009 30 PE-punten heeft behaald, zal de Accountantskamer de op te leggen geldboete relateren aan een tekort van 10 punten. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte heeft de Accountantskamer voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte niet bij betrokkene het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van haar bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,00 per PE-punt.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra kan beslissen dat betrokkene de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.9  Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

  De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht gegrond;

·        legt ter zake aan betrokkene op:

-    de maatregel van waarschuwing

en

-         de maatregel van geldboete van € 500,- (vijfhonderd euro), welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 13/1475 Wtra AK;

·        verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, bedoeld in artikel 1 onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. A.D.R.M Boumans (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.