ECLI:NL:TACAKN:2014:4 Accountantskamer Zwolle 13/1507 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:4
Datum uitspraak: 10-01-2014
Datum publicatie: 10-01-2014
Zaaknummer(s): 13/1507 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: Tekort PE-punten geconstateerd tijdens kantoortoetsing AA

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/1507 Wtra AK va n 10 januari 2014 van

 

de voorzitter van de NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba) , welke vereniging de rechtsopvolgster is van de Nederlandse Orde van Accountants-administratieconsulenten (NOvAA),

kantoorhoudende  te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 9 juli 2013 ingekomen klaagschrift van 3 juli 2013 met bijlagen;

-         de op 7 augustus 2013 ingekomen reactie van betrokkene van 31 juli 2013;

-         de op 26 september 2013 ingekomen fax-brief van betrokkene van dezelfde datum.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 27 september 2013 waar namens klager is verschenen diens raadsvrouw, mr. M.L. Batting, advocaat te Den Haag, bijgestaan door G.J.A.H. van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht, rechtsopvolger van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: Raad). Betrokkene is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

1.3 Klager heeft bij gelegenheid van genoemde zitting zijn standpunten doen toelichten en doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene was ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en is met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep thans ingeschreven in het accountantsregister van de Nba en is werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent voor accountantskantoor 1 te [plaats].

2.2 Op 15 september 2008 heeft een toetsing van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene plaatsgevonden op grond van de (destijds geldende) Verordening op de periodieke preventieve toetsing en op 21 september 2011 heeft een hertoetsing plaatsgevonden. Op grondslag van de resultaten van de hertoetsing heeft de Raad geconstateerd dat betrokkene niet voldaan heeft aan zijn PE-verplichtingen in de driejaarscyclus 2007-2009. Bij brief van 26 september 2012 heeft de Raad betrokkene daarover geïnformeerd en hem laten weten dienaangaande een klacht bij de Accountantskamer in te gaan dienen.

3. De klacht

Klager verwijt betrokkene dat hij in de periode van 2007 tot en met 2009 niet voldaan heeft aan zijn verplichtingen minimaal 120 PE-punten te behalen.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Op het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft zijn de sinds 17 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en de Nadere voorschriften permanente educatie, zoals deze luidden tot 1 januari 2010 (hierna: NVPE), van toepassing.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Bij de hertoetsing hebben de toetsers geconstateerd dat betrokkene in 2007 18,5 PE-punten, in 2008 20 PE-punten en in 2009 24 PE-punten heeft behaald. Dit is door betrokkene niet betwist. Betrokkene heeft voor deze periode geen verzoek tot vrijstelling van de PE-verplichting ingediend.

4.5 Op grond hiervan is vast komen te staan dat betrokkene in de driejaarscyclus

2007-2009 niet minimaal 120 PE-punten heeft behaald. Hij heeft aldus voor deze periode niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 3, eerste lid NVPE, om minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren te behalen. Daarmee heeft hij  tevens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. De klacht is daarom gegrond.

4.6 Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks  in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet AA.

4.7 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fout van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft over 2007 tot 2009 niet het minimum aantal van 120 PE-punten behaald. De reactie van betrokkene in zijn brief van 26 september 2013 duidt niet op bijzondere omstandigheden welke voor klager mogelijk aanleiding hadden kunnen zijn om betrokkene (alsnog) vrijstelling van zijn PE-verplichting voor de periode 2007-2009 te verlenen en ook overigens zijn geen redenen gesteld of gebleken om betrokkene het verzuim niet aan te rekenen.

4.8 De Accountantskamer acht oplegging van de maatregelen waarschuwing en geldboete  - waarvoor sedert 1 mei 2009 met de inwerkingtreding van de Wtra de mogelijkheid is ontstaan - passend en geboden. Daarbij merkt de Accountantskamer op dat van betrokkene verwacht had mogen worden dat hij na 1 mei 2009 in ieder geval er zorg voor had gedragen dat hij 40 PE-punten voor geheel 2009 zou hebben behaald. Nu hij in 2009 24 PE-punten heeft behaald, zal de Accountantskamer de op te leggen geldboete relateren aan een tekort van 16 punten. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte heeft de Accountantskamer voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte niet bij betrokkene het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op

€ 50,00 per PE-punt.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra kan beslissen dat betrokkene de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.9  Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

  De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht gegrond;

·        legt ter zake aan betrokkene op:

-    de maatregel van waarschuwing

en

-         de maatregel van geldboete van € 800,00 (acht honderd euro), welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 13/1507 Wtra AK;

·        verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers als bedoeld in artikel 1 onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. A.D.R.M Boumans (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.