ECLI:NL:TACAKN:2014:26 Accountantskamer Zwolle 13/2797 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:26
Datum uitspraak: 24-03-2014
Datum publicatie: 24-03-2014
Zaaknummer(s): 13/2797 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. De drie getoetste samensteldossiers worden in de hertoetsing als voldoende beoordeeld; de getoetste assurance-opdracht als onvoldoende. De daarover terecht voorgedragen klacht leidt tot de conclusie dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de NVCOS 200, 230 en 805 en het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid, maar rechtvaardigt in de gegeven omstandigheid niet de conclusie dat het kantoor van betrokkene niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de normen. In de gegeven omstandigheden wordt aanleiding gevonden voor de maatregel van waarschuwing.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/2797 Wtra AK va n 24 maart 2014 van

 

de NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE van ACCOUNTANTS (Nba) , welke publiekrechtelijke beroepsorganisatie de rechtsopvolgster is van de Nederlandse Orde van Accountants-administratieconsulenten (NOvAA),

kantoorhoudende  te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y AA ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 9 december 2013 ingekomen klaagschrift van 6 december 2013 met bijlagen;

-          het op 21 januari 2014 ingekomen verweerschrift van 18 januari 2014.

1.2       Bij beslissing van de Accountantskamer van 23 januari 2012 is een jegens betrokkene gerichte klacht over het niet nakomen van zijn verplichting tot permanente educatie over de cyclus 2007 - 2009 gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel van waarschuwing en de maatregel van geldboete van € 1.825,00 opgelegd.

1.3       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 10 februari 2014 waar namens klaagster is verschenen mr. A.J.M. Werring, hoofd Toezicht en kwaliteit Nba, bijgestaan door mw. mr. M.F.M. Hirsch Ballin, kantoorgenoot van klaagsters raadsvrouw, advocaat te Den Haag, en betrokkene in persoon.

1.4       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht (klaagster aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert 22 december 1989 ingeschreven in het accountantsregister. Hij is werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent voor Accountantskantoor1 te [plaats].

2.2       Op 18 oktober 2004 heeft een eerste reguliere toetsing plaatsgevonden van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene, waar assurance-opdrachten en aan assurance verwante opdrachten werden verricht. Het eindoordeel daarvan, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, is aan hem op 10 november 2004 verzonden.

2.3       De eerste hertoetsing heeft op 3 maart 2010 plaatsgevonden. Bij brief van 18 augustus 2010 heeft de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) betrokkene het eindoordeel van de hertoetsing toegezonden inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Op grond van de destijds geldende Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT) is hij in de gelegenheid gesteld een verbeterplan in te dienen.   

2.4       Bij brief van 22 september 2010 heeft betrokkene zijn verbeterplan aan de Raad toegestuurd. Dit plan heeft de Raad bij brief van 27 oktober 2010 goedgekeurd.

2.5       De (tweede) hertoetsing heeft op 31 augustus 2012 plaatsgevonden. Bij brief van 15 oktober 2012 is het verslag van deze hertoetsing aan betrokkene toegezonden. Daarop heeft betrokkene bij brief van 2 november 2012 gereageerd. Bij e-mail van 15 november 2012 hebben de toetsers hun reactie daarop aan de Raad kenbaar gemaakt.

2.6       Bij brief van 24 januari 2013 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de (tweede) hertoetsing toegezonden inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Raad heeft betrokkene tevens medegedeeld dat zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter zullen worden voorgelegd.

3.         De klacht

3.1       Klaagster verwijt betrokkene een drietal tekortkomingen in het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing, op grond waarvan klaagster betrokkene verwijt dat zijn accountantspraktijk niet beschikt over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid VPPT. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 en A-150 van de Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC).

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud; hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA, onderscheidenlijk Wab, bepaalde - zoals de VPPT - en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, is op 31 augustus 2012 vastgesteld bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene en moet daarom door de Accountantskamer onder meer worden getoetst aan de sinds 17 januari 2007 vigerende VGC en in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1 daarvan. Voorts zijn voor deze toetsing van belang de door het bestuur van (destijds) de NOvAA op de grondslag van artikel A-130.7 VGC gegeven Nadere voorschriften aangaande het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid ten aanzien van controle en overige standaarden (hierna: NVCOS) en de, op de grondslag van artikel B1-291.1 en B1-291.2 VGC aangaande de organisatie van het accountantskantoor, gegeven Nadere voorschriften accountantskantoren terzake van assurance-opdrachten AA’s (hierna: NVAK-ass) en Nadere voorschriften accountantskantoren terzake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-aav).

4.3       Bij brief van 5 juli 2012 is de praktijk van betrokkene aangewezen voor hertoetsing op 31 augustus 2012. Gelet op die datum en gezien artikel 34, tweede lid van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA diende deze hertoetsing dan ook met inachtneming van de bepalingen uit de VPPT, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA, te worden afgerond.

4.4       Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5       In artikel 3, eerste lid VPPT is bepaald dat de accountant er zorg voor draagt dat de accountantspraktijk waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten, niet zijnde opdrachten tot het uitvoeren van wettelijke controles en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat hij zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.6       De toetsers hebben vier dossiers getoetst waarvan drie samenstellingsopdrachten en één assurance-opdracht. De laatste betrof een bijzondere controleopdracht. De toetsers hebben bij de hertoetsing van 31 augustus 2012 tekortkomingen geconstateerd in het dossier van de bijzondere controleopdracht. De aan de Accountantskamer voorgelegde tekortkomingen zien in hoofdzaak op het dossier van de bijzondere controleopdracht.

4.7       De bijzondere controleopdracht betreft een opdracht tot het verstrekken van zekerheid dat de opdrachtgever voldoet aan vereisten met betrekking tot het voeren van een juiste, tijdige en volledige loonadministratie en aan vereisten met betrekking tot het afdragen van loonheffingen en van omzetbelasting.

4.7.1    Klaagster werpt betrokkene tegen dat het kwaliteitsstelsel van het kantoor niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen aangezien betrokkene noch de essentiële werkzaamheden met betrekking tot de opdrachtaanvaarding en opdrachtcontinuering noch de ten behoeve van de afgegeven (periodieke) verklaringen verrichte werkzaamheden op de voorgeschreven wijze heeft vastgelegd in een dossier. In verband daarmee moet volgens haar eveneens worden aangenomen dat de vereiste werkzaamheden niet zijn verricht. Voor dat laatste vormen volgens klaagster bovendien het gebrek aan besef bij betrokkene dat de bijzonder controleopdracht een assurance-opdracht betrof en de gefactureerde geringe kosten ten bedrage van € 95,- belangrijke aanwijzingen.

4.7.2    Betrokkene heeft niet betwist dat de informatie die nodig is om de verklaringen af te kunnen geven niet (geheel) in het samensteldossier of in een specifiek met het oog op de bijzondere controleopdracht aangelegd dossier - op de door klaagster gewenste dan wel voorgeschreven wijze - is vastgelegd. Hij heeft evenwel bestreden de gevolgtrekking daaruit, dat hij de voor de opdracht vereiste werkzaamheden inzake de acceptatie en continuering van de opdracht en de voor de uitvoering vereiste controlewerkzaamheden niet heeft verricht. Daartoe heeft hij de reikwijdte van de opdracht en zijn werkwijze uiteengezet en de daarvoor in rekening gebrachte kosten toegelicht.

4.7.3    Uitgangspunt is dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden ten behoeve van de aanvaarding en ter uitvoering van een opdracht zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de uitvoering van een opdracht geldende vereisten. Vast is komen te staan dat betrokkene de werkzaamheden niet in een afzonderlijk dossier heeft gedocumenteerd. De gevolgtrekking van klaagster dat betrokkene de voorgeschreven werkzaamheden niet heeft verricht, heeft betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer in zijn verweer en ter zitting echter afdoende gepareerd door te wijzen op zijn beoordeling van eventuele bedreigingen aan de hand van het op het kantoor gehanteerde kwaliteitssysteem van Accountantskantoor2, de aard van de bijzondere controleopdracht, zijn bekendheid met de cliënt voor wie hij ook een samenstelopdracht uitvoerde, zijn kennis van de gehele administratie van zijn cliënt en de gegevensgerichte controle die hij heeft uitgevoerd. Daarbij heeft klaagster, gelet op het verweer van betrokkene, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene zich onvoldoende bewust is geweest van de aard van de opdracht en heeft betrokkene afdoende toegelicht dat het tarief enkel zag op het opstellen en opsturen van de verklaringen en niet op de werkzaamheden die daar overigens mee gepaard gingen.

4.7.4    Op grondslag van hetgeen hiervoor is overwogen stelt de Accountantskamer vast dat betrokkene onvoldoende heeft vastgelegd over de werkzaamheden die door hem ter zake zijn verricht. Gelet hierop heeft betrokkene in strijd gehandeld met het te dier zake bepaalde in de NVCOS 200, 230 en 805 en met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. De klacht is in zoverre gegrond.

4.8       De aard en omvang van de terecht voorgedragen klacht rechtvaardigt, mede gelet op de omstandigheid dat de samenstelpraktijk als voldoende is beoordeeld en betrokkene in de getoetste periode geen andere assurance-opdracht heeft uitgevoerd dan de getoetste bijzondere controleopdracht, naar het oordeel van de Accountantskamer evenwel niet de conclusie dat het accountantskantoor van betrokkene niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen. Daarbij heeft de Accountantskamer wat klaagster naar voren heeft gebracht en betrokkene heeft erkend ten aanzien van het niet tijdig afsluiten van samensteldossiers - hoewel gegrond - aangemerkt als een ondergeschikt verwijt, althans als onvoldoende zwaarwegend beoordeeld, om in samenhang met voormelde verzuimen omtrent de bijzondere controleopdracht (alsnog) te komen tot de conclusie dat het kwaliteitsstelsel van het kantoor tekortschiet. In zoverre is de klacht dan ook ongegrond.

4.9       Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. In deze klachtzaak heeft de Accountantskamer meegewogen dat betrokkene inmiddels aansluiting heeft gezocht bij Accountantskantoor2 en dat betrokkene zonder enig voorbehoud heeft gesteld thans en in de toekomst nieuwe assurance-opdrachten naar Accountantskantoor2 te verwijzen. Tot slot heeft de Accountantskamer meegewogen dat aan betrokkene eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Een en ander overziende acht de Accountantskamer in deze klachtzaak passend en geboden de maatregel van waarschuwing.

5.         Beslissing

  De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·          verklaart de klacht voor het overige ongegrond;  

·          legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van waarschuwing;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers als bedoeld in artikel 1 onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster en betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.