ECLI:NL:TACAKN:2014:17 Accountantskamer Zwolle 13/2327 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:17
Datum uitspraak: 14-02-2014
Datum publicatie: 14-02-2014
Zaaknummer(s): 13/2327 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing met negatieve uitslag. Doorhaling voor de duur van 18 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/2327 Wtra AK van 14 februari 2014 van

 

            de NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE van ACCOUNTANTS (Nba), welke publiekrechtelijke beroepsorganisatie de rechtsopvolgster is van de Nederlands Orde van Accountants-administratieconsulenten (NOvAA),

kantoorhoudende te Amsterdam,

KLAAGSTER ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

voorheen accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 10 oktober 2013 ingekomen klaagschrift van 9 oktober 2013, met bijlagen.

Van betrokkene is geen verweerschrift ontvangen doch wel een afschrift van zijn brief aan Nba d.d. 22 november 2013 waarin hij om uitschrijving uit het register verzoekt.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 3 februari 2014 waar zijn verschenen namens klaagster mw. mr. M.F.H. Hirsch Ballin, advocaat te Den Haag, vergezeld van de heer A.J.M. Werring, adviseur van de Raad voor Toezicht, voorheen de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: Raad). Betrokkene is niet verschenen.

1.3 Klaagster heeft bij gelegenheid van deze zitting haar standpunten doen toelichten en doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene was sinds 23 november 1988 ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent voor Accountantskantoor1 te [plaats].

2.2 Op 24 november 2009 is de praktijk van betrokkene in het kader van de ten tijde van de toetsing geldende Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT) voor het eerst getoetst. Bij brief van 4 december 2009 heeft de Raad het toetsingsverslag van deze toetsing aan betrokkene gezonden. Bij brief van 20 januari 2010 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tevens heeft de Raad betrokkene gewezen op zijn verplichting om op grond van artikel 11, vijfde lid, VPPT binnen zes weken, gerekend vanaf 20 januari 2010, een door de Raad goed te keuren verbeterplan in te dienen. Daarbij is aangegeven dat betrokkene het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn praktijk binnen twee jaar, gerekend vanaf 20 januari 2010, in overeenstemming diende te brengen met de te stellen eisen.

2.3 Bij brief van 20 juli 2010 heeft betrokkene zijn verbeterplan aan de Raad toegezonden. De Raad heeft bij brief van 27 september 2010 aan betrokkene meegedeeld dat dit verbeterplan onder uitdrukkelijke voorwaarden werd aanvaard.

2.4 Bij brief van 13 januari 2012 heeft de Raad betrokkene meegedeeld dat de hertoetsing van zijn praktijk in 2012 zal plaatsvinden. Bij brief van 16 juli 2012 heeft de Raad betrokkene meegedeeld dat de hertoetsing van zijn praktijk op 28 augustus 2012 zal plaatsvinden.

2.5 De hertoetsing van de praktijk van betrokkene heeft, na op verzoek van betrokkene te zijn verplaatst, plaatsgevonden op 13 september 2012. Bij brief van 4 oktober 2012 is het verslag van de hertoetsing aan betrokkene toegezonden. Betrokkene heeft hierop bij brief van 23 oktober 2012 een reactie gegeven.

2.6 Bij brief van 21 december 2012 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de hertoetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Raad heeft betrokkene tevens meegedeeld dat zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter zullen worden voorgelegd.

2.7 Bij brief van 22 november 2013 heeft betrokkene de Raad verzocht hem uit te schrijven. Bij brief van dezelfde datum heeft betrokkene de Accountantskamer hiervan in kennis gesteld. Betrokkene is per 30 november 2013 uitgeschreven.

3. De klacht

3. De klacht houdt in het verwijt dat de accountantspraktijk van betrokkene niet beschikt over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de VPPT. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 en A-150 van de VGC.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Hierbij verdient opmerking dat een accountant ook nadat hij is uitgeschreven uit het accountantsregister, tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor handelen of nalaten dat zich heeft voorgedaan in de periode dat hij nog wel ingeschreven stond.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had na 17 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 In artikel 3, eerste lid VPPT is bepaald dat de accountant er zorg voor draagt dat de accountantspraktijk waar hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten, niet zijnde opdrachten tot het uitvoeren van wettelijke controles en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat deze zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.5 De toetsers hebben bij de hertoetsing van 13 september 2012 op de eerste plaats geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de acceptatie en continuering van opdrachten.

4.5.1 Zij hebben in drie van de vier getoetste dossiers geen vastleggingen aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat de voorwaarden van de opdrachten, waaronder de wederzijdse rechten en verplichtingen en de reikwijdte van de opdracht tussen partijen helder waren. In één van de vier getoetste dossiers werd weliswaar verwezen naar het permanente dossier, waarin werd vermeld dat de opdracht als een samenstellingsopdracht is uitgevoerd, alsmede naar de samenstellingsverklaring, doch hieruit kan niet worden afgeleid dat de opdrachtvoorwaarden en de wederzijdse verplichtingen voor beide partijen helder waren.

4.5.2 Uit de door de toetsers in de getoetste dossiers geconstateerde tekortkomingen inzake de acceptatie en continuering van de opdracht blijkt dat niet kan worden vastgesteld dat de opdrachtvoorwaarden en de wederzijdse verantwoordelijkheden voor partijen duidelijk waren.

4.5.3 Betrokkene heeft de bevindingen van de toetsers niet betwist. Gelet hierop en op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort geschoten is in de acceptatie en continuering van opdrachten.

4.5.4 Gelet op het voorgaande heeft betrokkene gehandeld in strijd met hoofdstuk B1-210 VGC en de artikelen 7, 8 en 10 NVCOS 4410.

4.6 Bij de hertoetsing hebben de toetsers eveneens tekortkomingen geconstateerd in de uitvoering en documentatie van werkzaamheden.

4.6.1 De toetsers hebben geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen ten aanzien van de specificatie en onderbouwing van de posten uit de jaarstukken. In alle getoetste dossiers is gebleken dat de posten onvoldoende waren gedocumenteerd. In één dossier kan hierdoor niet worden vastgesteld of betrokkene in het kader van een in de jaarstukken opgenomen voorziening voor bodemonderzoek met zijn cliënt heeft gesproken over de hoge kosten van een eventuele bodemsanering die de continuïteit van de cliënt in gevaar zouden kunnen brengen. In twee dossiers is gebleken dat geen zichtbare aandacht is besteed aan niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen. Weliswaar is door betrokkene wel verwezen naar gebeurtenissen van na de balansdatum, maar dat is niet hetzelfde. Daarnaast is in één van de dossiers niet toegelicht waarom de berekening van voorzieningen lager uitkomt dan in het voorafgaande jaar. De toetsers hebben er voorts op gewezen dat bij één van de dossiers de concernverhoudingen onvoldoende in de jaarstukken werden weergegeven. De dossiers ontberen aldus de vereiste structuur om voor een opvolgend accountant inzichtelijk te zijn. Evenmin is sprake van eenduidige vastlegging. Betrokkene heeft weliswaar getracht met zijn brief van 23 oktober 2012 (met bijlagen) duidelijkheid te verschaffen, echter betrokkene is hier volgens de Raad niet in geslaagd. Overigens bevestigde de brief, aldus klaagster, dat de vereiste onderbouwing in de dossiers ontbrak.

4.6.2 Betrokkene heeft een en ander niet betwist. Gelet hierop en op hetgeen door klaagster onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort geschoten is in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden. Hierbij geldt dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden reeds zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de uitvoering van een opdracht, dan wel de afgifte van een rapport of samenstellingsverklaring, geldende vereisten. Betrokkene heeft daar niet aan voldaan. Daarnaast is van groot maatschappelijk belang dat een accountant zijn werkzaamheden zorgvuldig uitvoert. De vastgestelde materiële tekortkomingen in de dossiers zijn daarmee niet te rijmen. Uit de vastleggingen in de dossiers blijkt onvoldoende dat aandacht is geschonken aan de onderbouwing en specificatie van posten uit de jaarstukken. Van een deugdelijke uitvoering en documentatie van de werkzaamheden was in zoverre derhalve geen sprake.

4.6.3 Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met artikel 10 van de NVAK-aav en randnummers 10, 11, 15 en 16 van de NVCOS 4410.

4.7 Daarnaast hebben de toetsers tekortkomingen geconstateerd in de door betrokkene uitgebrachte rapporteringen, welke tekortkomingen niet door betrokkene zijn weersproken.

4.7.1 De toetsers hebben bij de hertoetsing geconstateerd dat in drie van de vier samengestelde jaarstukken een samenstellingsverklaring is opgenomen die niet geheel voldeed aan de vereisten die daaraan worden gesteld. Zo was in één dossier geen ondertekende versie van de jaarstukken opgenomen en ontbrak in twee dossiers de adressering van de accountant op de verklaring. Betrokkene heeft in zijn brief van

23 oktober 2012 aan klager meegedeeld dat de originele versie van de jaarstukken met handtekening aan de cliënt werden gezonden en dat de versie voor het dossier op blanco papier werd geprint en in het dossier wordt bewaard. Hiermee kan echter niet worden vastgesteld of de aan de cliënt gezonden jaarstukken daadwerkelijk aan alle vereisten voldeden.

4.7.2 In het licht van het zorgvuldigheidsbeginsel dienen ook de bepalingen in NVCOS 4410 ten aanzien van het samenstellen van financiële overzichten en het daarbij uitbrengen van een samenstellingsverklaring te worden beschouwd. Een samenstellingsverklaring wordt door de accountant uitgebracht indien hij toestaat dat zijn betrokkenheid bij een door hem samengesteld financieel overzicht aan een derde partij kenbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit het onder randnummer 6 van de NVCOS 4410 gestelde. Aan een samenstellings-verklaring wordt grote waarde gehecht in het maatschappelijk verkeer. Aan deze verklaring is daarom een groot aantal formele vereisten verbonden. Deze vereisten zijn opgenomen in het gestelde onder randnummer 18 van de NVCOS 4410.

4.7.3 De geconstateerde tekortkomingen hebben betrekking op de kern van het werk van een accountant, te weten het uitbrengen van jaarrekeningen en verklaringen, waaraan door derden in het maatschappelijk verkeer waarde kan worden gehecht.

4.7.4 Gelet op bovenstaande heeft betrokkene in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid, artikel 10 en 11 van de NVAK-aav en randnummers 10 en 18 van de NVCOS 4410.

4.8 Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene gezien artikel B1-291.2 VGC verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de VPPT die zijn neergelegd in de hiervoor aangehaalde voorschriften van de VGC, de NVAK-aav en de NVCOS.

4.9 Van omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van alle hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen of maar een gering verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing in vergaande mate het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een overtreding op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.

4.10 Nu voorts bij de behandeling van de klacht ter zitting dan wel anderszins uit enige reactie van betrokkene aan de Accountantskamer niet is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en evenmin is gebleken dat betrokkene daartoe (enige) actie heeft ondernomen, acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling passend en geboden, waarbij wordt bepaald dat betrokkene zich niet binnen een periode van achttien maanden na de datum van ingang van de doorhaling opnieuw in het register kan doen inschrijven.

4.11 De Accountantskamer merkt volledigheidshalve op dat, gezien de systematiek van de artikelen 51 Wet AA, 42 Wab en 22 Wtra en de wetsgeschiedenis, het feit dat betrokkene sinds 30 november 2013 op eigen verzoek als accountant-administratieconsulent in de registers ex artikel 1, onder i. Wtra is doorgehaald niet tot gevolg heeft dat zijn handelen vóór zijn doorhaling niet meer aan tuchtrechtspraak onderworpen zou zijn. Een doorhaling op eigen verzoek staat er om die reden niet aan in de weg hem alsnog de maatregel van doorhaling in het register (of enige andere maatregel) op te leggen.

4.12 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

1.      verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

2.      legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

3.      bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden

      ingeschreven op achttien maanden;

4.      verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. W.M. de Vries en W.F. Boele (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster en betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.