ECLI:NL:TVVTPVV:2013:9 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0813

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2013:9
Datum uitspraak: 28-06-2013
Datum publicatie: 28-06-2013
Zaaknummer(s): TPVV0813
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Vier keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, tussen 10 december 2012 en 4 februari 2013. Het verweer betreft de uitbreiding van het bedrijf waardoor de varkenshandelaar in de knel was gekomen met de afzet van de biggen. De waarschuwingen op de transportdocumenten heeft men niet gezien. Er wordt een geldboete opgelegd, deels voorwaardelijk.

Zaaknummer:

TPVV 08/2013

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

28 juni 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL 1342, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 3 april en 5 april 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres] en dat op naam van Maatschap [bedrijfsnaam] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 juni 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren op [1956] te [geboorteplaats], woonachtig aan [adres], hierna te noemen: betrokkene.

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent, de heer ing. A.M. Bikker MSc en de heer mr. R.B.R. Henke, alle namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 28 juni 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Vier keer, op 16, 21 en 28 januari 2013 en 4 februari 2013, als B-bedrijf aan meer dan zes

D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, in de periode tussen

10 december 2012 en 4 februari 2013.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

“Ik ben het eens met de (…) geconstateerde overtredingen. Door de forse uitbreiding van het bedrijf van 600 naar 1.300 zeugen kwam de varkenshandelaar in de knel met de afzet van de biggen van ons bedrijf. Ik heb de waarschuwingen op de transportdocumenten niet gezien. Ik ben niet zo’n papiermens; ik zit meer in de schuur.”

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik weet dat het papierwerk gedaan moet worden, mijn zoon gaat dat nu doen. We zijn ook gewisseld van handelaar, degene die we hadden kon het niet aan. Nu gaat het hopelijk voortaan goed.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 16, 21 en 28 januari 2013 en op 4 februari 2013 niet-geoorloofde afvoer van varkens heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat, op grond van wat ter zitting is komen vast te staan, op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, in de periode tussen 10 december 2012 tot en met 4 februari 2013, vier maal.

Dit levert op:

Vier maal overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, daarbij gelet op artikel 13 tweede lid van de Verordening.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt.

Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd.

De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Op 23 januari 2013 stuurde het PVV een waarschuwingsbrief inzake de levering van 23 januari 2013. De overtredingen begaan vóór deze eerste waarschuwingsbrief van het Productschap worden betrokkene niet aangerekend. De overtredingen die daarna zijn begaan, worden wel aangerekend, te weten die op 28 januari 2013 en op 4 februari 2013.

Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete houdt het Tuchtgerecht rekening met de grote omvang van het bedrijf van circa 1.300 zeugen. Tevens tekent het Tuchtgerecht aan dat betrokkene al maatregelen heeft genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen en dat hij voor het overige de indruk heeft gewekt een consciëntieuze bedrijfsvoering te hebben. Ook is aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd. Daarom legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.000 (zegge: eenduizend euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro), voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mevrouw mr. W.N. Everts en de heer mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.