ECLI:NL:TVVTPVV:2013:8 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0713

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2013:8
Datum uitspraak: 28-06-2013
Datum publicatie: 28-06-2013
Zaaknummer(s): TPVV0713
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken (eind 2012). In het schriftelijke verweer is aangevoerd dat 3 RVL’s door handelaren zijn aangevraagd en betrokkene noch iemand anders in de organisatie de waarschuwingen heeft opgemerkt. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer te allen tijde verantwoordelijk is voor de juiste naleving van de verordening op het bedrijf, ook al zijn onderdelen van de bedrijfsvoering uitbesteed aan anderen. Het verweer wordt verworpen. Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Het Tuchtgerecht heeft waardering voor de maatregelen die betrokkene hebben genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen maar houdt tevens rekening met het feit dat aan betrokkene eind 2010, een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd in verband met niet-geoorloofde varkensleveringen. Gelet op deze eerdere overtreding had betrokkene op de hoogte moeten zijn en de regels moeten kennen. Daarom legt het Tuchtgerecht een geheel onvoorwaardelijke boete op.

Zaaknummer:

TPVV 07/2013

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] B.V.

[adres]

Datum:

28 juni 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL 1341, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 3 april en 6 april 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres] en dat op naam van [bedrijfsnaam] B.V. geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 juni 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend. Namens betrokkene is op 28 mei een schriftelijk verweer ingediend.

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent, de heer ing. A.M. Bikker MSc en de heer mr. R.B.R. Henke, alle namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 28 juni 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Drie keer, op 28 en 29 november 2012 en 6 december 2012, als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, in de periode tussen 15 oktober 2012 en 6 december 2012.

Verklaring van betrokkene:

Namens betrokkene is in het berechtingsrapport onder meer de volgende verklaring aangevoerd, zakelijk weergegeven:

“Er is (..) onvoldoende stilgestaan bij het feit dat er gelet moet worden op het aantal adressen waaraan binnen een periode van zes weken biggen geleverd kunnen worden. (…) De waarschuwingen op de documenten zijn ook niet opgemerkt. (…) Ik heb besloten vanaf nu de transportaanvragen vanaf ons eigen kantoor te verzorgen..”

In het schriftelijke verweer van 28 mei 2013 is namens betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“De RVL van week 47 hebben wij zelf aangevraagd. Op deze RVL staat een balk met tekst van overtreding vermeld, maar deze melding was geen overtreding. Hierdoor zijn wij in verwarring gebracht. (…) De andere 3 RVL’s zijn door handelaren aangevraagd en wij hebben deze waarschuwing op het document niet opgemerkt. (…) Ikzelf zie die formulieren niet. Het is binnen onze organisatie niet opgemerkt.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 28 en 29 november 2012 en op 6 december 2012 niet-geoorloofde afvoer van varkens heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat, op grond van wat ter zitting is komen vast te staan, op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN 1708576, de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, in de periode tussen 15 oktober 2012 tot en met 6 december 2012.

Dit levert op:

Drie maal overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, daarbij gelet op artikel 13 tweede lid van de Verordening.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt.

Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd.

De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

In het schriftelijke verweer dat namens betrokkene is ingediend, is aangevoerd dat er bij betrokkene verwarring is onstaan door de balk met tekst van overtreding op het transportdocument van week 47, wat geen overtreding bleek te zijn. Het Productschap heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat het wel eens verwarrend kan zijn: een transport dat nu niet mag, mag een week later weer wel; ook komt het voor dat meldingen te laat worden gedaan en open blijven staan. Administratief is dit soms dus ingewikkeld.

Tevens is namens betrokkene aangevoerd dat de andere 3 RVL’s door handelaren zijn aangevraagd en de heer [naam eigenaar] noch iemand anders in de organisatie de waarschuwingen heeft opgemerkt. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer te allen tijde verantwoordelijk is voor de juiste naleving van de verordening op het bedrijf, ook al zijn onderdelen van de bedrijfsvoering uitbesteed aan anderen. Het verweer wordt verworpen.

Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Het Tuchtgerecht heeft waardering voor de maatregelen die betrokkene hebben genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Het Tuchtgerecht houdt echter ook rekening met het feit dat aan betrokkene eerder, op 7 december 2010, een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd in verband met niet-geoorloofde varkensleveringen.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat, gelet op deze eerder overtreding, behandeld in zaak TPVV 21/2010, betrokkene op de hoogte had moeten zijn en de regels had moeten kennen. Nu in de schriftelijke verklaring geen tenuitvoerlegging van de destijds opgelegde voorwaardelijke geldboete is gevraagd, kan het Tuchtgerecht die ook niet opleggen. Maar omdat het Tuchtgerecht wel op de hoogte is, legt het de in deze nieuwe zaak opgelegde boete geheel onvoorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.500 (zegge: eenduizend vijfhonderd euro), geheel onvoorwaardelijk.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mevrouw mr. W.N. Everts en de heer mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.