ECLI:NL:TVVTPVV:2013:7 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0613
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2013:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-06-2013 |
Datum publicatie: | 28-06-2013 |
Zaaknummer(s): | TPVV0613 |
Onderwerp: | Diergezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Het als B-bedrijf ongeoorloofd afvoeren van varkens naar een ander B-bedrijf, op 29 november 2011 en op 11 december 2012. Er wordt een geldboete opgelegd. |
Zaaknummer:
TPVV 06/2013
Betrokkene:
Maatschap [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
28 juni 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL1340, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 3 april 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres] en dat op naam van Maatschap [bedrijfsnaam] geregistreerd is onder [UBN].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 juni 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting zijn verschenen de heer [betrokkene 1], geboren 1944 te [geboorteplaats], woonachtig aan [adres] en de heer [betrokkene 2], geboren 1969 te [geboorteplaats], woonachtig aan [adres 2], hierna te noemen: betrokkene.
Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent, de heer ing. A.M. Bikker MSc en de heer mr. R.B.R. Henke, alle namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op 28 juni 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Twee keer, op 29 november 2011 en op 11 december 2012, als B-bedrijf varkens geleverd aan een ander B-bedrijf. Het leveren van een B-bedrijf naar een ander B-bedrijf is niet toegestaan.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“Als wij op het bedrijf biggen over hebben neem ik contact op met mijn handelaar. Hij zoekt dan een bestemming voor de biggen en regelt de transportdocumenten. Vervolgens brengen wij de biggen zelf weg. Achteraf blijkt het bestemmingsadres [bedrijfsnaam 2] ook zeugen te hebben (en een B-bedrijf te zijn), waarvan ik niet op de hoogte was. Ik zie het als een misverstandje.”
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“Het is nu een vleesvarkensbedrijf geworden, maar toen had dat bedrijf zeugen. Ik heb er inderdaad een keer 120 biggen gebracht, en mijn vader heeft een jaar later er nog eens 100 gebracht. Er was echt geen opzet bij om het fout te doen.
Wat betreft de balk op het transportbriefje: die hadden we moeten zien en ik moet de verantwoording nemen dat dat niet nog eens fout gaat. Ik ga dus kijken wat er op dat papier staat. Ik ga er op letten of een bedrijf de biggen wel mag hebben.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 29 november 2011 en op 11 december 2012 niet-geoorloofde afvoer van varkens heeft plaatsgevonden.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat, op grond van wat ter zitting is komen vast te staan, op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Het als B-bedrijf ongeoorloofd afvoeren van varkens naar een ander B-bedrijf, op 29 november 2011 en op 11 december 2012.
Dit levert op:
Twee afzonderlijke overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, gelet op de artikelen 10 en 13.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:
Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt.
Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd.
De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.
Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.
Op 1 december 2011 stuurde het PVV een waarschuwingsbrief inzake de levering van 29 november 2011. Die overtreding wordt betrokkene daarom niet aangerekend. De overtreding die op 11 december 2012 is begaan, wordt wel aangerekend.
Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete houdt het Tuchtgerecht rekening met de kleine omvang van het bedrijf van circa 140 zeugen. Tevens merkt het Tuchtgerecht op dat betrokkene lering getrokken heeft uit het gebeurde en dat hij ook voor het overige de indruk heeft gewekt een consciëntieuze bedrijfsvoering te hebben. Tenslotte is aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd. Dit alles in overweging nemende legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro), waarvan € 125 (zegge: honderdvijfentwintig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mevrouw mr. W.N. Everts en de heer mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.