ECLI:NL:TVVTPVV:2013:5 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0313

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2013:5
Datum uitspraak: 12-03-2013
Datum publicatie: 12-03-2013
Zaaknummer(s): TPVV0313
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky, in periode 3 van 2011 en in de periode 1 van 2012.   Betrokkene (en ook diens dierenarts) heeft aangegeven dat de omissie is veroorzaakt ten tijde van de wisseling van dierenarts. Het Tuchtgerecht stelt vast dat de UBN-houder altijd verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf. Er wordt een geldboete opgelegd.

Zaaknummer:

TPVV 03/2013

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

12 maart 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1249, naar aanleiding van een telefonische inspectie op 6 en op 10 december 2012 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres], dat op naam van Maatschap [bedrijfsnaam] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 12 februari 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren 1952 te [geboorteplaats], wonende aan [adres] (betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent en de heer mr. R.B.R. Henke, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 12 maart 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky, in periode 3 van 2011 en in de periode 1 van 2012.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik heb contact gehad met de dierenarts. Door de wisseling van dierenarts is het blijkbaar niet helemaal goed gegaan en zijn er niet voldoende bloedmonsters genomen.”

Ter terechtzitting heeft betrokkene nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik ben per 1 januari 2012 naar een andere dierenartspraktijk gegaan. Ik dacht dat het nu goed ging, dat was in het verleden altijd zo en dan ga je er niet heel alert op letten of het steeds precies goed gedaan is. Ik had thuis ook problemen maar heb nu de bedrijfsvoering weer goed op orde.”

Betrokkene overhandigt een brief van dierenarts [naam dierenarts] van Dierenartsen AnimalCare uit [plaatsnaam]. De brief wordt bij de stukken van de zaak gevoegd en wordt door de voorzitter integraal voorgelezen. De strekking van de brief is dat de dierenarts clementie vraagt omdat de heer [betrokkene] een betrokken en verantwoordelijke varkenshouder is die het belang van het periodiek bloedonderzoek voor de sector onderschrijft en zeker niet bewust de regels aan zijn laars heeft gelapt. Er is ook een inhaalslag gemaakt, maar helaas te laat.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de ziekte van Aujeszky in de periodes september tot en met december 2011 en januari tot en met april 2012.

Uit de schriftelijke verklaring blijkt, dat het Productschap van mening is dat er sprake is van vier overtredingen, twee maal van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: de Verordening SVD) en twee maal van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: de Verordening ZvA).

Het Tuchtgerecht is echter van oordeel dat er in de praktijk sprake is van twee keer niet tappen, waarbij de bloedmonsters voor verschillende controles worden gebruikt en dat er in dit geval dus sprake is van twee overtredingen, geen vier.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 2 lid 1,2 en 3 van de Verordening SVD en van artikel 3 lid 1 van de Verordening ZvA.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziektevrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden.

Op basis van voormelde overwegingen komt het Tuchtgerecht in beginsel tot een hoge standaard boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van betrokkene, met UBN 278540 zijn, zo is ter zitting vast komen te staan, twee overtredingen begaan.

Betrokkene (en ook diens dierenarts) heeft aangegeven dat de omissie is veroorzaakt ten tijde van de wisseling van dierenarts. Het Tuchtgerecht stelt vast dat de UBN-houder altijd verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf.

Bij het bepalen van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de kleinere omvang van het bedrijf (met 120 zeugen) en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Overigens merkt het Tuchtgerecht op dat betrokkene in zijn proceshouding blijk geeft van een consciëntieuze werkhouding en dat hij herhaling in de toekomst wil voorkomen. Dit alles in aanmerking nemende legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.000 (zegge: duizend euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter en de heren B.J. Warmelink en mr. L.F.A. Husson, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.