ECLI:NL:TVVTPVV:2013:4 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0213

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2013:4
Datum uitspraak: 28-06-2013
Datum publicatie: 28-06-2013
Zaaknummer(s): TPVV0213
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de Ziekte van Aujeszky, in drie perioden. Er wordt een geldboete opgelegd. Uit het berechtingsrapport blijkt dat betrokkene in december 2012 extra bloedmonsters zou nemen om de achterstand weg te werken. Het Tuchtgerecht tekent aan dat het nemen van extra bloedmonsters in een bepaalde periode geen toegevoegde waarde heeft als het gaat om het monitoren van de gezondheidsstatus van een koppel dieren naar genoemde ziekten. Een dergelijke, wellicht goed bedoelde, ‘inhaalslag’ kan feitelijk niet gebruikt worden om het niet-nemen van bloedmonsters in een voorafgaande periode te compenseren. Vanuit veterinair oogpunt is dergelijk handelen zinloos. Het Productschap heeft ter zitting aangegeven dat in de beginfase van de handhaving inderdaad een inhaalmogelijkheid geboden is, maar dat het belangrijk is – zo zal het Productschap ook naar de sector communiceren – dat de monsters in de periode zelf genomen worden.

Zaaknummer:

TPVV 02/2013

Betrokkene:

[betrokkene]

[adres]

Datum:

28 juni 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer SVD-ZvA 1248, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 10 december 2012 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres], dat op naam van [betrokkene] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 juni 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent, de heer ing. A.M. Bikker MSc en de heer mr. R.B.R. Henke, alle namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer

H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 28 juni 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Geen of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op de aanwezigheid van de Vesiculaire varkensziekte en op de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky, in de periode 1 september 2011 tot en met 31 december 2011, in de periode 1 januari 2012 tot en met 30 april 2012 en in de periode 1 mei 2012 tot en met 31 augustus 2012.

Verklaring van betrokkene:

“Ik heb navraag gedaan bij de GD en het is juist dat er geen bloedjes zijn onderzocht in genoemde periodes. (...) Er is (…) volgens mij opdracht gegeven voor het nemen van monsters van de zeugen aan de slachtbaan. Ik heb inderdaad wel eens brieven gezien van het PVV. Ik heb toen gedacht dat de uitslagen wellicht nog niet bekend waren. Mijn dierenarts komt donderdag (13 december 2012) en zal dan 4 keer 3 bloedmonsters nemen om de achterstand weg te werken.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de Ziekte van Aujeszky, in drie perioden.

Dit levert op:

Drie maal overtreding van artikel 2 lid 1, 2 en 3 van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: Verordening SVD) alsmede van artikel 3 lid 1 van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: Verordening ZvA) jo. artikel 1 van het Besluit monitoring Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziekte-vrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden, aldus valt op te maken uit de toelichting van de onderhavige Verordening.

Het Tuchtgerecht komt op basis van voormelde overwegingen tot het aanmerken van de overtreding als “zeer ernstig”, categorie A. Dit betekent dat het Tuchtgerecht in beginsel zal opleggen, een boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van betrokkene, met [UBN] is, zo is ter zitting vast komen te staan, drie maal een overtreding begaan van twee afzonderlijke verordeningen.

Uit het berechtingsrapport blijkt dat betrokkene in december 2012 extra bloedmonsters zou nemen om de achterstand weg te werken. Het Tuchtgerecht tekent aan dat het nemen van extra bloedmonsters in een bepaalde periode geen toegevoegde waarde heeft als het gaat om het monitoren van de gezondheidsstatus van een koppel dieren naar genoemde ziekten. Een dergelijke, wellicht goed bedoelde, ‘inhaalslag’ kan feitelijk niet gebruikt worden om het niet-nemen van bloedmonsters in een voorafgaande periode te compenseren. Vanuit veterinair oogpunt is dergelijk handelen zinloos. Het Productschap heeft ter zitting aangegeven dat in de beginfase van de handhaving inderdaad een inhaalmogelijkheid geboden is, maar dat het belangrijk is – zo zal het Productschap ook naar de sector communiceren – dat de monsters in de periode zelf genomen worden.

Bij het bepalen van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de relatief geringe omvang van het bedrijf en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.500 (zegge: eenduizend vijfhonderd euro), waarvan € 375 (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt

– nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mevrouw mr. W.N. Everts en de heer mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.