ECLI:NL:TVVTPVV:2013:23 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV2313

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2013:23
Datum uitspraak: 03-12-2013
Datum publicatie: 11-12-2013
Zaaknummer(s): TPVV2313
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Geen of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op SVD en ZvA, in 2 perioden van 2012 en in 2 perioden in 2013. Betrokkene heeft als verweer aangevoerd dat dit UBN niet in het automatische systeem van Van Rooi Meat bleek voor te komen. Het Tuchtgerecht gaat ervan uit dat er – zoals betrokkene tevens heeft aangevoerd – geen opzet in het spel was, maar oordeelt dat desondanks de UBN-houder verantwoordelijk is voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf. Er wordt een geldboete opgelegd, deels voorwaardelijk.

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

3 december 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1393, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 3 en 10 september 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan de [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 5 november 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren op [1959] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres], (hierna: betrokkene), alsmede de heer [naam handelaar], handelaar in varkens en slachterij Van Rooi Meat te Lieshout.

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw M.H. Makkinje en de heer mr. R.B.R. Henke, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 3 december 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Geen of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op de aanwezigheid van de vesiculaire varkensziekte en op de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky, in de perioden 1 mei 2012 tot en met 30 augustus 2012, 1 januari 2013 tot en met 30 april 2013 en 1 mei 2013 tot en met 30 augustus 2013.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Dit bedrijf heb ik het laatst bijgekocht en werk daar volgens het principe “all in – all out”. Ik heb drie stallen waarvan de varkens naar Van Rooi Meat gaan. Bij de stal aan de [adres 2] (…) is het niet helemaal goed gegaan. Dit UBN komt niet voor in het automatische systeem bij Van Rooi Meat. Dat betekent dat er geen bloedmonsters zijn genomen. Ik heb dit vorige week in orde gemaakt en ook is het met de GD geregeld. (…)

Ik kan mij geen brieven van het Productschap herinneren.”

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik heb de brieven niet gehad, misschien zijn die op huisnummer [adres 2] afgeleverd. Ik woon op nummer [adres]. Op nummer [adres 2] heb ik de stallen in gebruik maar het woonhuis verhuur ik. Het gaat wel vaker fout. Ik ben niet van kwade wil, ik dacht dat alles goed was; ik wilde dat ik even een telefoontje had gehad.”

Ter terechtzitting heeft de heer [naam handelaar] van Van Rooi Meat onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“De varkenshouder moet zich bij ons aanmelden, want het kan ook zo zijn dat ze zelf op het bedrijf tappen. Dan komt hij in het systeem. Toen de dieren bij ons kwamen, hebben wij gecheckt of ze IKB-waardig waren en dat klopte. Alleen hebben wij toen aan de slachtlijn niet getapt. Ik ken de heer [naam betrokkene] al mijn hele leven en ik zie hem als een hele secure boer die zijn vak verstaat.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de Ziekte van Aujeszky, in de perioden 1 mei 2012 tot en met 30 augustus 2012, 1 januari 2013 tot en met 30 april 2013 en 1 mei 2013 tot en met 30 augustus 2013.

Dit levert op:

3x overtreding van artikel 2 lid 1, 2 en 3 van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: Verordening SVD) alsmede van artikel 3 lid 1 van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: Verordening ZvA) jo. artikel 1 van het Besluit monitoring Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziekte-vrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor

het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden, aldus valt op te maken uit de toelichting van de onderhavige Verordening.

Het Tuchtgerecht komt op basis van voormelde overwegingen tot het aanmerken van de overtreding als “zeer ernstig”, categorie A. Dit betekent dat het Tuchtgerecht in beginsel zal opleggen, een boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van betrokkene, met [UBN] is, zo is ter zitting vast komen te staan, een overtreding begaan van twee afzonderlijke verordeningen.

Betrokkene heeft als verweer aangevoerd dat dit UBN niet in het automatische systeem van Van Rooi Meat bleek voor te komen. Het Tuchtgerecht gaat ervan uit dat er – zoals betrokkene tevens heeft aangevoerd – geen opzet in het spel was, maar oordeelt dat desondanks de UBN-houder verantwoordelijk is voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf.

Tijdens de zitting is door het Productschap aangetoond dat alle brieven van het Productschap zijn gestuurd naar het adres van betrokkene met huisnummer [adres]. Het feit dat de drie brieven van het Productschap, over een periode van tien maanden, betrokkene niet zouden hebben bereikt neemt het Tuchtgerecht voor kennisgeving aan.

Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Bij het bepalen van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de kleine omvang van het bedrijf (met 800 vleesvarkens) en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Ook heeft het Tuchtgerecht voor het overige de indruk gekregen dat betrokkene een consciëntieuze bedrijfsvoering heeft. Dit alles in overweging nemende legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.500 (zegge: eenduizend vijfhonderd euro), waarvan € 750 (zegge: zevenhonderd vijftig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt

– nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, en de heren B.G.J. Gussinklo en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.