ECLI:NL:TVVTPVV:2013:20 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV2013
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2013:20 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-12-2013 |
Datum publicatie: | 11-12-2013 |
Zaaknummer(s): | TPVV2013 |
Onderwerp: | Diergezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Geen of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op de aanwezigheid van de vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA), in 2 perioden in 2013. Betrokkene heeft aangegeven dat hij opdracht om te tappen had gegeven aan de dierenarts, die die opdracht echter niet heeft uitgevoerd. Het is vaste rechtspraak van het Tuchtgerecht dat de UBN-houder in alle omstandigheden verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf. Het verweer wordt verworpen. Voorts heeft betrokkene zich beroepen op zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid en op de overige privéomstandigheden. Het Tuchtgerecht merkt op dat deze omstandigheden ten tijde van de eerste periode nog niet speelden. Dit deel van het verweer wordt dus verworpen. |
Betrokkene:
Maatschap [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
3 december 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1398, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 5 en 16 september 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan de [adres], dat op naam van Maatschap [betrokkene] geregistreerd is onder [UBN].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 5 november 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren op [1975] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene).
Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw M.H. Makkinje en de heer mr. R.B.R. Henke, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 3 december 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Geen of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op de aanwezigheid van de vesiculaire varkensziekte en op de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky, in de perioden 1 januari 2013 tot en met 30 april 2013 en 1 mei 2013 tot en met 30 augustus 2013.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
“Het zal wel kloppen dat er in 2013 geen bloedmonsters zijn genomen ter controle op SVD en ZvA. (…) Ik zal het voor het eerste trimester nog even nakijken. (…) Er zijn privé de nodige problemen geweest (…).”
.
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik had in periode 1 van 2013 opdracht gegeven aan de dierenarts en afgesproken dat die de controle zou doen, maar dat is niet uitgevoerd. Ik kreeg half mei bericht dat het niet gedaan was. Begin juni ben ik arbeidsongeschikt geworden door een gebroken pols en ben het daarna vergeten. In augustus heeft mijn zoon ook nog een zwaar ongeluk gehad (nader toegelicht verklaart betrokkene: bij een val door een ruit, is een aantal pezen doorsneden, volledig herstel is onzeker). De brieven van het Productschap zijn langs me heen gegaan. Het kan ook zijn dat die niet zijn aangekomen.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de Ziekte van Aujeszky in de perioden 1 januari 2013 tot en met 30 april 2013 en 1 mei 2013 tot en met 30 augustus 2013.
Dit levert op:
2x overtreding van artikel 2 lid 1, 2 en 3 van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: Verordening SVD) alsmede van artikel 3 lid 1 van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: Verordening ZvA) jo. artikel 1 van het Besluit monitoring Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:
Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).
In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.
Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziekte-vrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.
De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.
De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden, aldus valt op te maken uit de toelichting van de onderhavige Verordening.
Het Tuchtgerecht komt op basis van voormelde overwegingen tot het aanmerken van de overtreding als “zeer ernstig”, categorie A. Dit betekent dat het Tuchtgerecht in beginsel zal opleggen, een boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van betrokkene, met [UBN] is, zo is ter zitting vast komen te staan, een overtreding begaan van twee afzonderlijke verordeningen.
Betrokkene heeft aangegeven dat hij opdracht om te tappen had gegeven aan de dierenarts, die die opdracht echter niet heeft uitgevoerd. Het is vaste rechtspraak van het Tuchtgerecht dat de UBN-houder in alle omstandigheden verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf. Het verweer wordt verworpen.
Voorts heeft betrokkene zich beroepen op zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid en op de overige privéomstandigheden. Het Tuchtgerecht merkt op dat deze omstandigheden ten tijde van de eerste periode nog niet speelden. Dit deel van het verweer wordt dus verworpen. Wat de tweede periode betreft, heeft het Tuchtgerecht weliswaar begrip voor de privéomstandigheden, maar ziet daarin geen aanleiding tot matiging van de tuchtrechtelijke maatregel. Ook hier geldt dat de ondernemer verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf.
Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Bij het bepalen van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de kleinere omvang van het bedrijf (met 150 zeugen) en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Ook heeft het Tuchtgerecht voor het overige de indruk gekregen dat betrokkene een consciëntieuze bedrijfsvoering heeft. Dit alles in overweging nemende legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.000 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt
– nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, en de heren B.G.J. Gussinklo en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.