ECLI:NL:TVVTPVV:2013:2 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1412

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2013:2
Datum uitspraak: 12-03-2013
Datum publicatie: 12-03-2013
Zaaknummer(s): TPVV1412
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken.   Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Gelet op de omvang van het bedrijf en rekening houdend met de bijzondere situatie (sterfgevallen in de nabije familie) en de maatregelen die betrokkene en Vion al hebben genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Zaaknummer :

TPVV 14/2012

Betrokkenen :

Maatschap [betrokkene 1]

[adres 1]

en

[betrokkene 2]

[adres 2]

Datum :

12 maart 2013

Gang van zaken :

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL1232, naar aanleiding van een telefonische inspectie op 6 juli 2012 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan het [adres 1] en dat op naam van [betrokkene 2] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 12 februari 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen mevrouw [betrokkene 2], geboren [1952] te [geboorteplaats], woonachtig aan [adres 2], hierna te noemen: betrokkene.

De schriftelijke verklaring richt zich mede tegen de Maatschap [betrokkene 1]. Als gevolg van het overlijden van de heer [naam] op [2010] is de maatschap van rechtswege ontbonden. Mevrouw [betrokkene 2] oefent het bedrijf thans uit als eenmanszaak en tegen haar is dus ook de uitspraak gericht.

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en mevrouw ir. M. van Lent, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 12 maart 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging :

Twee keer, op 22 mei en op 29 mei 2012, als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, in de periode tussen 17 april 2012 en 29 mei 2012.

Behandeling van de zaak :

De vertegenwoordiger van het Productschap heeft tijdens de zitting aangegeven dat het gezien de verklaringen van betrokkene blijkt te gaan om één foute levering als vervolg op één vergissing. Daarom verzoekt het Productschap om, ten voordele van de betrokkene, de schriftelijke verklaring aldus te wijzigen dat betrokkene slechts één feit verweten wordt.

Verklaring van betrokkenen :

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

“Vion regelt altijd de transportaanvragen. Ik vind het heel vervelend dat het twee keer niet goed is gegaan. Ik zal er (samen met Vion) voor zorgen dat dit niet weer gebeurt.”

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van een vertegenwoordiger van Vion opgenomen, zakelijk weergegeven:

“ Het is ons bekend dat het twee keer niet goed is gegaan met de levering van biggen. De reden hiervan is dat wij (…) niet goed genoeg in de gaten hebben gehad dat wij tegen de grens aan zaten van het maximaal aantal adressen. Wij laten nu eerst alle transportaanvragen op ons kantoor komen en zetten deze dan pas door naar de transporteurs, dit in tegenstelling tot voorheen.”

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“In die week zijn er een keer twee keer in de week biggen afgeleverd, ik was geregeld in Brabant omdat mijn vader op sterven lag, en het is er tussendoor geslopen. De brief van het Productschap heb ik om die reden ook niet direct geopend, die is een tijdje blijven liggen. Ik houd het normaal altijd scherp in de gaten. Ook de wisselingen bij Revarco hebben een rol gespeeld. ”

Bewijs en verwijtbaarheid :

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de Verordening Varkensleveringen (PVV) 2007 geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 22 mei en op 29 mei 2012 niet-geoorloofde afvoer van varkens heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat, op grond van wat ter zitting is komen vast te staan, op het bedrijf van betrokkenen, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, in de periode tussen 17 april 2012 en 29 mei 2012.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, daarbij gelet op artikel 13 tweede lid van de Verordening.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel :

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt.

Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd .

De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Aan betrokkenen wordt een geldboete opgelegd. Gelet op de omvang van het bedrijf – met circa 400 zeugen – en rekening houdend met de bijzondere situatie en de maatregelen die betrokkene en Vion al hebben genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op. Ook tekent het Tuchtgerecht aan dat aan betrokkenen niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing :

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar .

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen :

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht :

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter en de heren B.J. Warmelink en mr. L.F.A. Husson , leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.