ECLI:NL:TVVTPVV:2013:19 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1913

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2013:19
Datum uitspraak: 03-12-2013
Datum publicatie: 11-12-2013
Zaaknummer(s): TPVV1913
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Geen of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op de aanwezigheid van SVD en ZvA, in 2 perioden. Betrokkene geeft aan dat het vroeger makkelijker was, omdat de dierenarts op het bedrijf kwam om te tappen en er nu aan de slachtlijn wordt getapt. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de verplichting inhoudt dat er drie keer per jaar getapt dient te worden en dat, mocht er in een periode niet geslacht worden, het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is, ervoor te zorgen dat door de dierenarts op het bedrijf komt tappen. Voorts heeft het Tuchtgerecht begrip voor de privéomstandigheden, maar ziet daarin geen aanleiding tot matiging van de tuchtrechtelijke maatregel. Ook dan geldt dat de ondernemer verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf.

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] V.O.F.

[adres]

Datum:

3 december 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1396, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 3 september 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] V.O.F. geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 5 november 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren op [1962] te [geboorteplaats], wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw M.H. Makkinje en de heer mr. R.B.R. Henke, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 3 december 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Geen of onvoldoende bloedmonsters genomen en onderzocht ter controle op de aanwezigheid van de vesiculaire varkensziekte en op de aanwezigheid van de Ziekte van Aujeszky, in de periode 1 januari 2012 tot en met 30 april 2012 en de periode 1 september 2012 tot en met 31 december 2012.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik kan u niet meer vertellen hoe het in 2012 fout is gegaan. Wij lieten toen nog niet op de slachterij bloedtappen, maar lieten de dierenarts bloedtappen. Door drukke werkzaamheden zal het wel vergeten zijn. Ik weet dat het moet en kan mij ook wel brieven herinneren. Ik (…) zal er (…) beter op letten dat er tijdig bloedmonsters genomen worden. Er is enkele weken geleden nog bloed getapt bij de varkens.”

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Vroeger kwam de dierenarts om te tappen, maar nu gaat dat anders. Om die paar centen heb ik het niet gelaten, daar gaat het mij echt niet om. Ik wil geen gedoe. Privé is het vorig jaar een moeilijk jaar geweest. Ik had nogal wat aan mijn hoofd.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN 1702895, de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de Ziekte van Aujeszky in de periode 1 januari tot en met 30 april 2012 en de periode 1 september 2012 tot en met 31 december 2012.

Dit levert op:

2x overtreding van artikel 2 lid 1, 2 en 3 van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: Verordening SVD) alsmede van artikel 3 lid 1 van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: Verordening ZvA) jo. artikel 1 van het Besluit monitoring Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziekte-vrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden, aldus valt op te maken uit de toelichting van de onderhavige Verordening.

Het Tuchtgerecht komt op basis van voormelde overwegingen tot het aanmerken van de overtreding als “zeer ernstig”, categorie A. Dit betekent dat het Tuchtgerecht in beginsel zal opleggen, een boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van betrokkene, met [UBN] is, zo is ter zitting vast komen te staan, een overtreding begaan van twee afzonderlijke verordeningen.

Betrokkene weerspreekt de verweten feiten niet en herinnert zich ook de brieven van het Productschap. Wel voert hij aan dat het vroeger makkelijker was, omdat de dierenarts op het bedrijf kwam om te tappen en er nu aan de slachtlijn wordt getapt. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de verplichting inhoudt dat er drie keer per jaar getapt dient te worden en dat, mocht er in een periode niet geslacht worden, het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is, ervoor te zorgen dat door de dierenarts op het bedrijf komt tappen. Voorts heeft het Tuchtgerecht begrip voor de privéomstandigheden, maar ziet daarin geen aanleiding tot matiging van de tuchtrechtelijke maatregel. Ook dan geldt dat de ondernemer verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf.

Er wordt aan betrokkene een geldboete opgelegd. Bij het bepalen van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de kleinere omvang van het bedrijf (met 450 zeugen) en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Voor het overige heeft het Tuchtgerecht de indruk dat betrokkene een consciëntieuze bedrijfsvoering heeft. Alle omstandigheden in aanmerking nemende legt het Tuchtgerecht de geldboete voor de helft voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.000 (zegge: eenduizend euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt

– nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, en de heren B.G.J. Gussinklo en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.