ECLI:NL:TVVTPVV:2013:16 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1613
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2013:16 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-12-2013 |
Datum publicatie: | 10-12-2013 |
Zaaknummer(s): | TPVV1613 |
Onderwerp: | Diergezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 9 augustus 2012 en op 1 juli 2013 niet-geoorloofde afvoer van varkens heeft plaatsgevonden: het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, twee maal. Betrokkene voert als verweer aan dat zijn handelaar de papieren onder ogen krijgt en dat hij zelf de waarschuwingen niet had gezien. Het Tuchtgerecht overweegt hieromtrent als volgt. Dat de ondernemer de controle van transportdocumenten in de praktijk overlaat aan derden zoals de varkenshandelaar, ontslaat hem niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. De ondernemer is de normadressant en blijft (eind)verantwoordelijk voor de correcte naleving van de verordeningen van het Productschap. In diverse, gepubliceerde uitspraken heeft het Tuchtgerecht deze verantwoordelijkheid van de ondernemer benadrukt. Deze lijn van het Tuchtgerecht is ook door het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigd. Het verweer wordt verworpen. |
Betrokkene:
Stille Maatschap [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
3 december 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL 1391, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 6 september 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan de [adres] en dat op naam van Stille Maatschap [betrokkene] geregistreerd is onder [UBN].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 5 november 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1968] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (betrokkene), alsmede de heer [naam handelaar], handelaar van betrokkene.
Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw M.H. Makkinje en de heer mr. R.B.R. Henke, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 3 december 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het leveren van een B-bedrijf naar meer dan zes D-bedrijven binnen een periode van zes weken, twee keer, op 9 augustus 2012 en op 1 juli 2013.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“Ik heb de waarschuwingen op de transportdocumenten niet gezien en was ook niet op de hoogte van de overtredingen. Mijn varkenshandelaar regelt altijd de transportaanvragen, maar zal het ook wel niet gezien hebben. Hij krijgt de documenten het eerst onder ogen. Ik zal hem er eens op aanspreken. Ik vind het overigens wel overdreven hoe er gereageerd wordt op het feit dat er eens een afleveradres teveel gebruikt wordt binnen de zes weken.”
Ter terechtzitting heeft de handelaar van betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“Er zaten stoppers tussen, daardoor zijn er wisselingen en gaat het wel eens mis. Dan moet je schakelen, moet je ineens iets doen. Ik krijg ook niet alle documenten onder ogen, soms krijgt ook de transporteur die. Maar nu let ik erop.”
Ter terechtzitting heeft betrokkene zich nogmaals afgevraagd wat nu precies het probleem is met de zes-weken regeling.
Bewijs en verwijtbaarheid:
Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf van circa 600 zeugen met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 9 augustus 2012 en op 1 juli 2013 niet-geoorloofde afvoer van varkens heeft plaatsgevonden.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat, op grond van wat ter zitting is komen vast te staan, op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, twee maal.
Dit levert op:
Twee maal overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, daarbij gelet op artikel 13 van de Verordening.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:
Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt.
Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd.
De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.
Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.
Op 12 februari 2010 had het Productschap betrokkene al eens gewaarschuwd voor een overtreding, die had plaatsgevonden op 10 februari 2010. Die overtreding wordt betrokkene in deze zaak niet verweten. De overtredingen van 9 augustus 2012 en op 1 juli 2013 worden wel aangerekend.
Daarnaar gevraagd door betrokkene heeft het Productschap ter terechtzitting de achtergrond van de regeling toegelicht, zoals ook hierboven is beschreven. De sector wil geen ellende meer met varkenspest en door de sector zelf is er een grens gekozen, die nu eenmaal op 6 weken is gezet. Tevens heeft het Productschap aangegeven dat betrokkene bij uitzonderingsgevallen contact moet opnemen met het PVV, zodat er actie ondernomen kan worden, bijvoorbeeld een tijdelijke ontheffing.
Betrokkene voert als verweer aan dat zijn handelaar de papieren onder ogen krijgt en dat hij zelf de waarschuwingen niet had gezien. Het Tuchtgerecht overweegt hieromtrent als volgt. Dat de ondernemer de controle van transportdocumenten in de praktijk overlaat aan derden zoals de varkenshandelaar, ontslaat hem niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. De ondernemer is de normadressant en blijft (eind)verantwoordelijk voor de correcte naleving van de verordeningen van het Productschap. In diverse, gepubliceerde uitspraken heeft het Tuchtgerecht deze verantwoordelijkheid van de ondernemer benadrukt. Deze lijn van het Tuchtgerecht is ook door het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigd. Het verweer wordt verworpen.
Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete houdt het Tuchtgerecht rekening met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Tevens tekent het Tuchtgerecht aan dat betrokkene, samen met zijn handelaar, maatregelen heeft genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen en dat hij voor het overige de indruk heeft gewekt een consciëntieuze bedrijfsvoering te hebben. Daarom legt het Tuchtgerecht de geldboete voor de helft voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.000 (zegge: eenduizend euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro), voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, en de heren B.G.J. Gussinklo en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.