ECLI:NL:TVVTPVV:2013:14 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1513
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2013:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-07-2013 |
Datum publicatie: | 02-08-2013 |
Zaaknummer(s): | TPVV1513 |
Onderwerp: | Dierenwelzijn |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Op 2 locaties in totaal 19 overtredingen van de Verordening VVL. Betrokkene beroept zich erop dat de omzetting van B naar F te lang op zich heeft laten wachten, als bedrijf in ontwikkeling kan hij niet steeds een maand wachten. Tevens stelt betrokkene dat het uitsluitend varkensleveringen naar eigen bedrijven betreft, en dus eigenlijk interne transporten. Tenslotte: van de vaste B-F relatie was betrokkene niet op de hoogte. Het Tuchtgerecht oordeelt dat er sprake is van twee entiteiten op twee verschillende locaties en van twee verschillende te beschermen normen, namelijk niet-leveren en niet-ontvangen. Daarom is sprake van evenzo veel verschillende overtredingen. De ondernemer in kwestie is eigenaar van zowel de leverende als van de ontvangende UBN’s en wordt verantwoordelijk gehouden voor alle overtredingen, vanuit verschillende locaties gepleegd. Het Tuchtgerecht oordeelt dat elk transport zowel aan de leverende als aan de ontvangende kant moet kloppen. Dit is onder meer ook van belang voor (vervolg-)afnemers van de ondernemer; deze moeten kunnen vertrouwen op correcte naleving in de hele transportketen, om het risico op dierziekten zo klein mogelijk te houden. Daarbij maakt het vanuit veterinair oogpunt bekeken niet uit dat de juridische eigendom van de bedrijfslocaties in één hand is. Wat betreft de diverse UBN-aanvragen en statusveranderingen van verschillende UBN’s binnen het bedrijf van betrokkene, is ter zitting gebleken dat betrokkene onder meer heeft veranderd van ontheffing naar statuswijziging en er onjuiste papieren zijn verstuurd. Door het Productschap is ter zitting afdoende duidelijk gemaakt dat elke wijziging een aantal administratieve handelingen vraagt en dat elke aanvraag door het Productschap nauwgezet wordt bekeken. Het verweer van betrokkene op dit punt wordt verworpen. De werkwijze die de ondernemer koos om niet te wachten tot de statuswijziging helemaal rond was en om alvast te beginnen met het transporteren van biggen naar een locatie waarvoor hij (nog) niet de goede status had, is een ondernemerskeuze die voor zijn rekening komt. Dat het alleen interne verplaatsingen binnen het bedrijf betrof terwijl de statuswijziging al was aangevraagd, gaat volgens het Tuchtgerecht niet op. De statuswijziging gaat pas in als die verleend is. De ondernemer heeft willens en wetens het risico willen lopen niet-geoorloofde aan- en afvoeren te doen. Elk bedrijf moet rekening houden met de tijd die benodigd is voor het doorvoeren van adminstratieve wijzigingen. Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd. |
Zaaknummer :
TPVV 15/2013
Betrokkene :
[bedrijfsnaam] B.V.
[adres]
Datum :
26 juli 2013
Gang van zaken :
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL1347, naar aanleiding van een administratieve inspectie op 15 en 23 april 2013 door een controleur van het CBD met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent op de locaties [locatie 1] en [locatie 2], en die op naam van [bedrijfsnaam] B.V. geregistreerd zijn onder [UBN 1] respectievelijk [UBN 2].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 juli 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Namens betrokkene is ter terechtzitting verschenen d e heer [betrokkene], geboren op [1969] te [geboorteplaats], wonende [adres betrokkene]. Ter zitting is vastgesteld dat de heer [betrokkene] directeur-grootaandeelhouder is van [naam bedrijf] B.V., die op zijn beurt bestuurder is van [bedrijfsnaam].
Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent en de heer mr. R.B.R. Henke, beiden namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op 26 juli 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging :
Op het bedrijf met [UBN 1] ([locatie 1]):
5 x biggen geleverd van B-bedrijf naar B-bedrijf;
5 x niet geleverd aan het F-bedrijf waarmee een vaste B-F relatie bestond.
Op het bedrijf met [UBN 2] ([locatie 2]):
5 x biggen aangevoerd van B-bedrijf naar B-bedrijf;
4 x biggen aangevoerd nadat al aanvoer van biggen plaats had gevonden binnen vijf weken voorafgaand aan de week van aanvoer.
Verklaring van betrokkene :
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“ De omzetting van B naar F heeft te lang op zich laten wachten. Het omzetten van de status gaat over te veel schijven (…) Dat past totaal niet in de bedrijfsvoering. (..) Het betreft hier uitsluitend varkensleveringen naar eigen bedrijven, en dus eigenlijk interne transporten. (..) Ik was niet op de hoogte van het feit dat er van een B-bedrijf niet naar andere bedrijven dan het F-bedrijf, waarmee een vaste B-F relatie bestaat, mocht worden afgevoerd. ”
Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“ Er is een periode geweest van aanvragen. Toen zijn varkens verplaatst; het was al aangevraagd maar nog niet toegekend. Maar ik moest wel de varkens kwijt. Het is ook eigenlijk alleen een formele kwestie op papier; het zijn namelijk alleen interne verplaatsingen binnen het bedrijf geweest.”
“Wij zijn een bedrijf in ontwikkeling, het komt regelmatig voor dat wij een status moeten wijzigen en daarbij kunnen wij niet steeds een maand wachten. Het kan wel zijn dat ik wat ongeduldig ben geweest, want ik heb niet steeds gewacht tot de aangevraagde statuswijziging ook daadwerkelijk is toegekend. Ik dacht dat het met het verzenden van de aanvraag al wel goed was.”
Bewijs en verwijtbaarheid :
Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met verscheidene UBN’s met onderling verschillende statussen. De aan- en afvoermogelijkheden worden in artikel 9 tot en met 17 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 26 december 2012, 2 januari 2013, 9 januari 2013, 16 januari 2013, 23 januari 2013, 8 februari 2013 en 13 februari 2013 niet-geoorloofde aanvoer en niet-geoorloofde afvoer van varkens heeft plaatsgevonden.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat, op grond van wat ter zitting is komen vast te staan, op het bedrijf van betrokkene, dat onder meer geregistreerd is onder [ UBN 1] en [UBN 2] de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Het 5 maal als B-bedrijf leveren aan een ander B-bedrijf; het 5 maal als B-bedrijf ontvangen van een ander B-bedrijf, het 5 maal leveren aan een ander bedrijf dan het F-bedrijf waarmee het bedrijf een vaste relatie heeft en het 4 maal aanvoeren van biggen nadat er al aanvoer van biggen plaats had gevonden binnen vijf weken voorafgaand aan de week van aanvoer
Dit levert op:
19 x overtreding van art. 6, 9 en 13 van de Verordening VVL.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel :
Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt.
Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd.
De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.
Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer 19 x een overtreding heeft begaan. Van belang daarbij is het volgende: er is sprake van twee entiteiten op twee verschillende locaties en er zijn twee verschillende te beschermen normen, namelijk niet-leveren en niet-ontvangen. Daarom is sprake van evenzo veel verschillende overtredingen. Juridisch levert dat (onder andere) zowel 5 x overtreding op van de leverende UBN in de gevallen waarin van een B-bedrijf naar een ander B-bedrijf is geleverd, als 5 x overtreding van de ontvangende UBN omdat van een B-bedrijf is ontvangen. De ondernemer in kwestie is eigenaar van zowel de leverende als van de ontvangende UBN’s en wordt verantwoordelijk gehouden voor alle overtredingen, vanuit verschillende locaties gepleegd.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat elk transport zowel aan de leverende als aan de ontvangende kant moet kloppen. Dit is onder meer ook van belang voor (vervolg-)afnemers van de ondernemer; deze moeten kunnen vertrouwen op correcte naleving in de hele transportketen, om het risico op dierziekten zo klein mogelijk te houden. Daarbij maakt het vanuit veterinair oogpunt bekeken niet uit dat de juridische eigendom van de bedrijfslocaties in één hand is.
Ter zitting is uitgebreid gesproken over de diverse UBN-aanvragen en statusveranderingen van verschillende UBN’s binnen het bedrijf van betrokkene. Daarbij heeft betrokkene onder meer veranderd van ontheffing naar statuswijziging en zijn er onjuiste papieren verstuurd. Tenslotte kon de status op 23 januari 2013 worden omgezet. Gebleken is ter zitting dat op 23 januari 2013 de oorspronkelijke
F-status is ontnomen, en dat op dat moment een nieuw bedrijf de F-status heeft gekregen. De oude B-F relatie was dus pas vervallen op 23 januari 2013. Gelet hierop oordeelt het Tuchtgerecht dat h et verweer van betrokkene op dit punt wordt verworpen.
Tevens is in het berechtingsrapport en tijdens de zitting namens betrokkene aangevoerd dat het eigenlijk alleen een formele kwestie was omdat het alleen interne verplaatsingen binnen het bedrijf betrof terwijl de statuswijziging al was aangevraagd. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de statuswijziging pas ingaat als die verleend is en dat de ondernemer willens en wetens het risico heeft willen lopen niet-geoorloofde aan- en afvoeren te doen, terwijl hij zich ervan bewust was dat dit niet volgens de regels was .
Dat het een varkenshouderij betreft met verschillende bedrijfslocaties en ook verschillende UBN’s dat zich bedrijfsmatig snel aan het ontwikkelen is, maakt naar het oordeel van het Tuchtgerecht deel uit van de ondernemerskeuzes die betrokkene maakt. Elk bedrijf moet rekening houden met de tijd die benodigd is voor het doorvoeren van adminstratieve wijzigingen. Dit verweer van betrokkene wordt verworpen.
Het verweer van betrokkene dat h et omzetten van de status over te veel schijven gaat en daardoor te lang duurt, houdt geen stand. Door het Productschap is ter zitting afdoende duidelijk gemaakt dat elke wijziging een aantal administratieve handelingen vraagt en dat elke aanvraag door het Productschap nauwgezet wordt bekeken. In casu bleek ook nog dat de ondernemer een aanvraag soms terugkreeg omdat iets niet klopte, en ook waren in één geval de stukken naar de verkeerde instantie gezonden.
De werkwijze die de ondernemer koos om niet te wachten tot de statuswijziging helemaal rond was en om alvast te beginnen met het transporteren van biggen naar een locatie waarvoor hij (nog) niet de goede status had, zoals de ondernemer ook zelf heeft betoogd ter zitting, is een ondernemerskeuze die voor zijn rekening komt.
Op 30 december 2012 stuurde het PVV een waarschuwingsbrief inzake de levering van 24 december 2012. De overtreding die plaatsvond vóór ontvangst van deze brief wordt de ondernemer niet aangerekend. De overtredingen die daarna zijn begaan, worden betrokkene wel aangerekend.
Aan betrokkene wordt een geldboete opgelegd wegens ongeoorloofde varkensleveringen . Het Tuchtgerecht tekent aan dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en legt de geldboete deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing :
Een geldboete van € 9.000 euro (zegge: negenduizend euro), waarvan € 2.250 (zegge: tweeduizend tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk.
Toepasselijke artikelen :
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht :
De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts , voorzitter, alsmede de heren mr. L.F.A. Husson en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.