ECLI:NL:TVVTPVV:2013:1 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1212

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2013:1
Datum uitspraak: 12-03-2013
Datum publicatie: 12-03-2013
Zaaknummer(s): TPVV1212
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen:
  • Geldboete
  • Schuldigverklaring zonder strafoplegging
Inhoudsindicatie: Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky, in periode 1 van 2011.   In eerdere uitspraken bepaalde het Tuchtgerecht dat de Verordening zich weliswaar richt op de UBN-houder, maar dat ook de feitelijke  houder ofwel de exploitant onder het bereik van een verordening kan vallen. In het onderhavige geval is het de exploitant die aangeeft een varkenshouderijbedrijf uit te oefenen op het bedrijf van de UBN-houder. Daarom zal uitsluitend de zaak tegen de exploitant inhoudelijk door het Tuchtgerecht kunnen worden behandeld. Aan de exploitant wordt een geldboete opgelegd.   De UBN-houder blijft onder alle omstandigheden ook verantwoordelijk voor de juiste naleving van de Verordeningen ZvA en SVD. Het Tuchtgerecht komt echter, gelet op het bovenstaande, in deze zaak niet toe aan het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel jegens de UBN-houder.

Zaaknummer:

TPVV 12/2012

Betrokkenen:

[bedrijfsnaam] B.V. [betrokkene 1]

[adres 1]

[bedrijfsleider]

[adres 2]

[betrokkene 2]

[adres 3]

Datum:

12 maart 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1215, naar aanleiding van een telefonische inspectie op 6 en 22 en 29 maart 2012 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf van betrokkene [betrokkene 2], dat deze uitoefent aan de [adres 1], dat op naam van [bedrijfsnaam] B.V. [betrokkene 1] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 12 februari 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting zijn verschenen de heer [betrokkene 2], geboren [1976], wonende aan de [adres 3] (hierna: betrokkene), alsmede de heer [bedrijfsleider], geboren [1979], wonende aan de [adres 2].

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw ir. M. van Lent en de heer mr. R.B.R. Henke, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Ter zitting is door de heer [betrokkene 2] betoogd dat hij volledig aansprakelijk is voor de eventuele tekortkomingen betreffende de varkensleveringen op het bedrijf van [bedrijfsnaam] B.V [betrokkene 1] te [adres 1], de UBN-houder.

De schriftelijke verklaring richt zich mede tot [bedrijfsnaam] B.V. [betrokkene 1]. Deze is niet vertegenwoordigd ter zitting. De heer [bedrijfsleider] en de heer [betrokkene 2] verklaren, dat de B.V. op 19 december 2012 failliet is verklaard.

De schriftelijke verklaring richt zich mede tot de heer [bedrijfsleider], ter zitting aanwezig. De heer [bedrijfsleider] geeft aan bedrijfsleider bij de B.V. te zijn geweest en niet vertegenwoordigingsbevoegd te zijn geweest. Ook blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel waren er twee verantwoordelijken, maar had de heer [bedrijfsleider] geen enkele bevoegdheid. Gelet op deze verklaringen geeft het Productschap aan dat de naam van de heer [bedrijfsleider] geschrapt kan worden voor het vervolg van deze zaak.

Het Tuchtgerecht heeft op 12 maart 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky, in periode 1 van 2011.

Verklaring van betrokkene [betrokkene 2]:

In het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Er is begin mei 2011 op al onze locaties bloed getapt. (…) De stal ligt soms maanden leeg en ook nu liggen er vanaf augustus geen varkens meer in de stal. Mijn medewerker zou met de dierenarts afgesproken hebben dat er een leegstandsverklaring zou worden ingevuld, maar blijkbaar is dat niet gebeurd.”

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik ben afgelopen vrijdag nog bij de dierenarts langs geweest om uit te zoeken waarom het bloedtappen niet in orde was. Al hun locaties waren achter op bloedtappen. We hebben de gelegenheid om de bloedjes in te halen, soms kun je het op die manier nog oplossen. Maar dat kon niet, omdat er op dat latere moment geen varkens in de stal stonden. Als er een leegstandsverklaring was geweest, dan was het duidelijk geweest. Die was er niet, dat kwam door een communicatiestoornis met de dierenarts.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

In eerdere uitspraken , bepaalde het Tuchtgerecht dat de Verordening zich weliswaar richt op de UBN-houder, maar dat ook de feitelijke houder ofwel de exploitant onder het bereik van een verordening kan vallen. In het onderhavige geval is het [betrokkene 2] die aangeeft een varkenshouderijbedrijf uit te oefenen op het bedrijf aan de [adres 1], dat onder [UBN] is geregistreerd op naam van [bedrijfsnaam] B.V. [betrokkene 1]. Daarom zal uitsluitend de zaak tegen de exploitant, in casu [betrokkene 2], inhoudelijk door het Tuchtgerecht kunnen worden behandeld.

De UBN-houder, [bedrijfsnaam] B.V. [betrokkene 1], blijft onder alle omstandigheden ook verantwoordelijk voor de juiste naleving van de Verordeningen ZvA en SVD. Het Tuchtgerecht komt echter gelet op het bovenstaande niet toe aan het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel.

Het Tuchtgerecht oordeelt, op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan, dat op het bedrijf van [bedrijfsnaam] B.V. [betrokkene 1], dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de ziekte van Aujeszky in de periode januari tot en met april 2011.

Uit de schriftelijke verklaring blijkt, dat het Productschap van mening is dat er sprake is van twee overtredingen, namelijk van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: de Verordening SVD) en van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: de Verordening ZvA).

Het Tuchtgerecht is echter van oordeel dat er in de praktijk sprake is van één maal niet tappen, waarbij de bloedmonsters voor verschillende controles worden gebruikt en dat er in dit geval dus sprake is van één overtreding, geen twee.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2 lid 1, 2 en 3 van de Verordening SVD en van artikel 3 lid 1 van de Verordening ZvA.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziektevrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden.

Op basis van voormelde overwegingen komt het Tuchtgerecht in beginsel tot een hoge standaard boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van [bedrijfsnaam] B.V [betrokkene 1] te [plaatsnaam], dat geregistreerd is onder [UBN] is, zo is ter zitting vast komen te staan, een overtreding begaan.

Bij het bepalen van de maatregel houdt het Tuchtgerecht rekening met de gemiddelde omvang van het bedrijf en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Overigens merkt het Tuchtgerecht op dat betrokkene er in zijn proceshouding blijk van geeft herhaling in de toekomst te willen voorkomen. Dit alles in aanmerking nemende legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkenen – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

1.       Ten aanzien van [bedrijfsnaam] B.V. [betrokkene 1]:

         Schuldigverklaring zonder oplegging van een maatregel.

2.       Ten aanzien van de heer [bedrijfsleider]:

De schriftelijke verklaring richt zich mede tot de heer [bedrijfsleider] en dat is ten onrechte.

3.       Ten aanzien van de heer [betrokkene 2]:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter en de heren B.J. Warmelink en mr. L.F.A. Husson, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.