ECLI:NL:TPETPVE:2013:6 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0413
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-02-2013 |
Datum publicatie: | 18-03-2013 |
Zaaknummer(s): | TPPE0413 |
Onderwerp: | Dierengezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Geen AI-onderzoek uitgevoerd, in twee perioden, op gemengd bedrijf met pluimvee en melkvee. Betrokkene had afspraken met zijn dierenarts heeft gemaakt die deze niet is nagekomen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer niettemin te allen tijde verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf. Rekening is gehouden met de maatregelen om herhaling te voorkomen. Volgt een geldboete van € 900 waarvan € 450 voorwaardelijk, proeftijd twee jaar. |
Zaaknummer:
TPPE 04/2013
Betrokkene :
[betrokkene], handelend onder de naam [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum :
12 februari 2013
Gang van zaken :
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD AI 1242, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van CoMore op 30 november 2012 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres] en die onder de handelsnaam [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 12 februari 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1976] te [geboorteplaats], wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 12 februari 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging :
Het in het derde kwartaal van 2011 en het tweede kwartaal van 2012 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.
Verklaring van betrokkene :
Volgens het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik geef toe dat er geen bloedmonsters zijn genomen. Ik heb mij verschrikkelijk kwaad gemaakt op DAP Verbeek. Ik had dacht ik goede afspraken gemaakt. Ik weet dat ik er zelf verantwoordelijk voor ben maar je moet er toch van uit kunnen gaan dat je dierenarts de afspraken nakomt.”
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik ben naar een andere dierenarts gegaan. Van het derde kwartaal 2011 kon DAP Verbeek niets meer terugvinden, dus dat is vast niet gebeurd, zo zult u dat ook zien. Feit is wel dat ik hier nu zit en de dierenarts niet. Ik neem het ook serieus, dit is me nog nooit overkomen. ”
Bewijs en verwijtbaarheid :
Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het derde kwartaal van 2011 en het tweede kwartaal van 2012 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het twee keer nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.
Dit levert op:
Twee overtredingen van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en) :
Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer AI 1242 en van de verklaring van betrokkene ter terechtzitting.
Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.
Betrokkene heeft een gemengd bedrijf met pluimvee en melkvee.
Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.
Betrokkene bestrijdt het nalaten van het bloedonderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI niet.
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij afspraken met zijn dierenarts heeft gemaakt die deze niet is nagekomen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer niettemin te allen tijde verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf. Betrokkene is zich daarvan ook bewust.
Het Tuchtgerecht houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de grootte van het bedrijf (bedrijf van kleine omvang) en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Daarnaast heeft het Tuchtgerecht ter zitting de indruk gekregen dat betrokkene in de regel een zorgvuldige bedrijfsvoering heeft. Dit alles leidt ertoe dat het Tuchtgerecht zijn sanctie deels voorwaardelijk oplegt.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 900,- (zegge: negenhonderd euro), waarvan € 450,- (zegge: vierhonderd vijftig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen :
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren P. Vingerling en mr. drs. J.Y.B. Jansen, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.