ECLI:NL:TPETPVE:2013:55 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5813

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:55
Datum uitspraak: 04-12-2013
Datum publicatie: 21-01-2014
Zaaknummer(s): TPPE5813
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels dient plaats te vinden op de leeftijd (van de leghennen) van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vier maal te vroeg of te laat uitgevoerd. Betrokkene voert aan dat hij het jammer vindt dat er vanuit het Productschap of via de dierenarts niet een reminder wordt gestuurd dat er weer een bepaald onderzoek plaats moet vinden. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het tijdig uitvoeren van de onderzoeken onderdeel is van de normale bedrijfsvoering. Volgt een geldboete van € 1.725 (zegge: eenduizend zevenhonderd vijfentwintig euro), waarvan € 725 (zegge: zevenhonderd vijftentwintig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Zaaknummer:

TPPE 58/2013

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

4 december 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1386, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 15 juli 2013 en 5 augustus 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1969] te [geboorteplaats], wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Behandeling van de zaak:

Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het Productschap aangegeven dat er weliswaar vier overtredingen zijn geconstateerd, maar dat twee daarvan met elkaar samenhangen. Dat betreft het koppel met geboortedatum 18 augustus 2011. De eerste monstername was veel te vroeg (vijf weken en twee dagen). Als betrokkene geen monstername op 14 december 2011 had gedaan, zou hij bij de monstername van 20 februari 2012 slechts drie dagen te laat zijn geweest. Daarom verzoekt het Productschap het Tuchtgerecht om bij de behandeling van de zaak uit te gaan van drie overtredingen in plaats van vier. De overtreding waarbij betrokkene 11 weken en 3 dagen te laat was met het onderzoek, komt te vervallen.

Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels dient plaats te vinden op de leeftijd (van de leghennen) van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vier maal te vroeg of te laat uitgevoerd.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is in een bijgevoegde e-mail onder meer de volgende verklaring van betrokkene te vinden, zakelijk weergegeven:

”(…) de eerste monstername was soms net iets te vroeg of te laat omdat deze buiten de systematiek van ons monsternemen valt: binnen 15 weken van alle stallen salmonella-monsters nemen. (…) Heb dit jaar (2013) (…) alle monsternames in onze agenda gepland. Jammer genoeg wordt er vanuit het productschap of via onze dierenarts niet een reminder gestuurd dat er weer een bepaald onderzoek plaats moet vinden aangezien we vier stallen met vier leeftijden kippen hebben.”

Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“We hebben nooit Salmonella op bedrijf gehad. Het aantal kippen klopt trouwens niet, er zijn vier stallen met in totaal 150.000 kippen. Ik begrijp dat het belangrijk is dat dit soort onderzoeken wordt gedaan. Ik wist dat de 15-weken termijn gehanteerd moet worden, maar de regeling van de 22 tot 26 weken kende ik niet. Ik begrijp dat ook niet, want de kippen komen immers gemonitord aan bij ons op het bedrijf.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, drie maal gepleegd.

Dit levert op:

3x overtreding van art. 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1386.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke.

Betrokkene voert aan dat hij het jammer vindt dat er vanuit het productschap of via de dierenarts niet een reminder wordt gestuurd dat er weer een bepaald onderzoek plaats moet vinden. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het tijdig uitvoeren van de onderzoeken onderdeel is van de normale bedrijfsvoering, zeker gezien het belang een mogelijke salmonellabesmetting zo spoedig mogelijk te kunnen constateren.

Op de vraag van betrokkene waarom bij dieren die al gemonitord aankomen op zijn bedrijf, toch ook door hem bloed afgenomen moet worden, verduidelijkt de vertegenwoordiger van het Productschap ter zitting dat het in de Verordening gaat om het monitoren per bedrijf. Voorts legt hij uit dat het vervoer een stressfactor is en dat alleen al daarom, ook als de dieren al gemonitord waren, het toch weer op het bedrijf van betrokkene moet gebeuren.

Het Tuchtgerecht constateert dat het op de [adres] drie maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 1 week en 4 dagen te vroeg, eenmaal 5 weken en 2 dagen te vroeg en eenmaal 3 weken en 2 dagen te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene een bedrijf van grote omvang heeft. Ter zitting heeft betrokkene aangegeven dat zijn bedrijf geen 78.000 leghennen heeft maar circa 150.000, waarmee het tot de categorie zeer grote bedrijven behoort. Bij het vaststellen van de hoogte van de strafmaat baseert het Tuchtgerecht zich echter op het in het berechtingsrapport opgenomen aantal van 78.000 leghennen. Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.725 (zegge: eenduizend zevenhonderd vijfentwintig euro), waarvan € 725 (zegge: zevenhonderd vijftentwintig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.