ECLI:NL:TPETPVE:2013:54 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5713
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:54 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-12-2013 |
Datum publicatie: | 21-01-2014 |
Zaaknummer(s): | TPPE5713 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle stalkoppels dient plaats te vinden op de leeftijd (van de leghennen) van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vier maal te laat uitgevoerd. Volgt een geldboete van € 1.600 waarvan € 800 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. |
Zaaknummer:
TPPE 57/2013
Betrokkene:
De vennootschap onder firma [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
4 december 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1384, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 29 juli 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.
Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1960] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres betrokkene] (hierna: betrokkene).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.
Behandeling van de zaak:
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het Productschap aangegeven de schriftelijke verklaring te willen aanpassen, van 6 naar 4 overtredingen. De koppels met geboortedatum
27-09-2011 en 30-09-2011, alsmede de koppels met geboortedatum 19-01-2012 en 24-01-2012 worden, gelet op art 1 onder 62 van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011, als één stalkoppel gezien. Er blijven 4 overtredingen over die ten laste worden gelegd.
Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels dient plaats te vinden op de leeftijd (van de leghennen) van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vier maal te laat uitgevoerd.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is in een bijgevoegde e-mail onder meer de volgende verklaring van betrokkene te vinden, zakelijk weergegeven:
” Gezien het feit dat we met 5 leeftijden op 2 locaties werken werden de salmonella onderzoeken bij alle koppels in principe tegelijk om de 13-15 weken genomen. Het feit dat het ook verplicht is om tussen de 22 en 26 weken te bemonsteren is helaas aan mijn aandacht ontsnapt. Het is dan ook spijtig dat we hier niet op geattendeerd zijn tijdens de controle van 2012. Toen had de tijd overschrijding van stal 3 (24-04-2012) al moeten opvallen. De controle van dit jaar heeft ertoe geleid dat de planning van de monstername beter is geregeld. Hopelijk zal dit de missers van 2012 in de toekomst voorkomen.”
Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik kreeg een brief van ISAcert dat er één overtreding was, niet dat het inmiddels drie keer gebeurd was. Ik vind het spijtig dat het zo gelopen is. In de toekomst moet het goed gaan, dat lukt tot op heden ook.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, vier maal gepleegd.
Dit levert op:
4x overtreding van art. 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1384.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.
Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername vervolgens daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke.
Betrokkene heeft als verweer aangevoerd dat het spijtig is dat hij niet eerder op de omissie geattendeerd is. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het tijdig uitvoeren van de onderzoeken onderdeel is van de normale bedrijfsvoering, te bezien in het licht van de monitoring van de salmonellastatus gedurende de legperiode en het zo spoedig mogelijk kunnen constateren van een salmonellabesmetting. Het verweer wordt verworpen.
Het Tuchtgerecht constateert dat het op de locatie [adres] vier maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 3 weken en 3 dagen te laat, eenmaal 1 week en 2 dagen te vroeg, eenmaal 1 week te laat en eenmaal 3 dagen te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van zeer grote omvang heeft. Tevens is rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en dat hij inmiddels maatregelen heeft genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Betrokkene komt tijdens de zitting over als een consciëntieus ondernemer. Alles in aanmerking nemende legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.600 (zegge: eenduizend zeshonderd euro), waarvan € 800 (zegge: achthonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.